Tja, ik (Rob) heb ook een oude doos. Ik zie en hoor je al lachen, maar zo bedoel ik het niet. Mijn kindertijd speelde zich af in Tongelre, een wijk in Eindhoven. Geboren, net zoals mijn zussen (Karin en Ingrid) in de Jan Vetstraat nummer 10. Er was een hechte harmonie in het gezin en familie Janssen en van den Hurk. Onze moeder (Riet) werkte een aantal dagen bij familie van der Put, in Aalst. Op de fiets erheen, werken en weer terug om voor het eten te zorgen, want pa (Ad) kon zo thuis komen. Pa heeft heel zijn leven bij Philips nv gewerkt. Ook op de fiets, heen en weer. In de weekenden om beurten naar de Hurkjes en dan de Janssens. Er werd veel gekaart. Opa van de Hurk kon niet tegen zijn verlies en dat liet hij blijken door te vloeken en met zijn vuist op tafel te slaan. Dat heb ik later van ma gehoord, want ik mocht er niet bij zitten. Bij familie Janssen ging het er rustiger aan toe. Het enige wat daar geheven werd was het glas bier naar de mond, en weer terug op de tafel. Het was een klein tafeltje, net plaats voor vier kaarters. Je moest je ook wringen rondom het tafeltje om in je stoel te komen. Als iemand ging plassen nam ik het over van hem, zodat het spel door kon gaan. Ik had het spel geleerd door veel naar pa te kijken, waar ik altijd naast zat. De punten werden na elke ronde geteld. Had je verlies kaarten dan paste je snel, en anders ging je verder door te kloppen. Zo ontstonden de strafpunten. Als je de beurt had gewonnen dan kwam er achter je naam geen extra verlies streepje. Had je 10 punten, dan moest je stoppen en gingen de anderen verder. Bij van den Hurk, was het boonaken. Meestal zaten de vrouwen met oma bij elkaar en nipten aan een borrel en praatten veel. De kinderen speelden vaak buiten. De huisjes waren niet groot, dus klommen we in bomen en haalden kattenkwaad uit. De oma’s zorgden voor de proviand. Als jonge gasten aten we hele mikken op, want 10 boterhammen lusten we wel. Dat zijn 20 sneeën. Als mijn moeder werkte en ik was thuis van de basis school poetste ik in huis. Het bestek vond ik leuk om te doen. In de koude maanden, als de gashaard nog aanstond en er verder geen ouders thuis waren, strooide ik suiker op de gril, die bovenop zat. De reuk vond ik heerlijk, karamel. Maar bij thuiskomst van de ouders, viel ik door de mand. De mica glaasjes van de haard zaten ook nog eens vol gesmolten suiker. Vaak op woensdagmiddag verdween ik Tongelre in, ging kijken naar het poppentheater van “Jan Klaassen”. Het was een gangetje tussen huizen, waar we stonden. Het was heerlijk. Op het schoolplein speelden we “haasje over”. Ik kon snel lopen en won vaak. Ik was ook de langste en oudste in de klas. Stoere leren jas aan, waar velen jaloers op waren en de meiden vonden het juist leuk om te zien.
Ik smeerde in de ochtend, terwijl er verder niemand op was, de boterhammen voor mijn vader. Samen met een appeltje gingen die in de broodtrommel. Elastiek erom heen. Pa was een koffie drinker, eerst dronk hij met melk en suiker, en later zonder suiker. Ik deed hem na, en nu drink ik zwart, de eerlijke koffiesmaak. Ik vergezelde mijn zussen naar de meisjesschool en zelf ging ik naar de jongensschool. We moesten sloffen over onze schoenen aantrekken, het moest proper zijn. De jassen allemaal op een rijtje aan de kapstok. Dan de lokalen in. Vooraf zat ik op de peuterschool, dat was alleen maar spelen. Beetje leren, maar kleuren tussen de lijntjes en tekenen vond ik leuker. Daar is het ook mis gegaan. In de eerste van de basisschool bleef ik zitten, ik was te speels, maar op het rapport stond dat mijn rekenen slecht was en de doorslag had gegeven. Pa greep in, en gaf me bijles. Hij had nog zijn oude rekenboekjes, en ik leerde van hem geometrie en algebra. Dat heeft me geen windeieren gelegd. Ik werd er goed in. Het zorgde er ook voor dat ik school leuk ging vinden, en dat is daarna nooit meer gestopt. Tijdens mijn latere werk ging ik cursussen volgen. In taal en ict.
We gingen verhuizen naar Aalst. Pa had Tongelre wel gezien en verwachtte geen voortgang daar, alleen teloorgang van de wijk. In Aalst ging pa bij het NatLab werken. Hij was een betta man en hield zich bezig met onderzoek van metalen. De metalen werden op glazen schijfjes gedampt en daarna onder de microscoop gelegd om te bestuderen. Er waren ook open dagen, en dan ging ik met pa mee. Ma runde het huishouden en bleef bij van der Put werken, ook na de dood van pa. Vaak heeft ze gezegd, dat ze elk dubbeltje moest omdraaien. Pa kreeg dan ook zakgeld, hiermee kon hij een bekertje koffie drinken op het werk. Wij kregen later ook zakgeld, wat op ging aan snoep en een Donald Duck. Je kon wat meer geld krijgen van ma als je een klusje opknapte. Ze zorgde er ook voor dat ik samen met mijn gepensioneerde buurman folders ging rondbrengen. Ik kreeg daar een knaak voor. Ook papier inzamelen en afleveren bij het opaatje. We gebruikten een bolderkar om de oude kranten te vervoeren. Het leverde niet zoveel geld op. De buurman en -vrouw heetten Smulders. Vrouw leed aan suikerziekte en verloor ook haar been(en). Zij woonden op een hoek. Aan de andere kant woonde familie Meeuwsen. Later vertelde ma dat het helemaal hommeles was bij de Meeuwensens. Een ontremde dochter, er werd gevloekt en getierd. Er kwam een andere afrastering, zodat we niet meer in elkaars tuin konden kijken. Er liep een gangetje achter de achterkant van het huis, de achtertuin kant. Ik had daar twee kleine vriendjes en we speelden met treintjes op hun zolder. Als ik het gangetje wilde uitlopen om naar school te gaan of boodschappen te doen, was het vaak zo dat een boxer ging blaffen en op me af kwam. Dan wist ik niet, hoe snel ik weer achter de deur van onze achtertuin moest komen. De andere kant van het gangetje kon ik niet vluchten, dat is de Smulders kant, en daar liep het dood. Een hoge schutting belemmerde de doorgang. Was ik toch door het gangetje en de hoek om, ging ik daar ook vaak knikkeren en knellen, de meisjes gingen er tollen. Het was zaaks om of je knel zolang mogelijk te laten draaien en later werd het spel zo gespeeld dat je je knel op de bovenkant van een andere knel (een tegenstander) moest laten neerkomen, zodat die knel stuk ging. De ene kant van het zijgangetje leidde naar school en de andere naar een grasveld. Daar heb ik veel gespeeld. Boomhutten bouwen en schatten begraven. Maar ook samen met vrienden in een kring staan. Je blies dan op de bovenkant van je hand, en als je dit volhield viel je om, en was je even helemaal weg. Toen wist ik het niet, maar nu denk ik, erg gevaarlijk. Later werden we ook opgemerkt, en was dit spel over. Op de stoep speelden we bridgen. Met zand in een wieperdoosje, ja waar de wiebertjes in zaten, die trapeze vormige dropjes, heel dun waren ze. Het veld bestond uit 10 vlakken en je moest telkens een vlak verder komen na de laatste beurt. Als je vlak tien had bereikt had je gewonnen of ging dezelfde weg weer terug, om dan te winnen. De vlakken waren zo verdeeld dat het op een Jezus kruis leek. Dit tekenden we af met stoepkrijt op de stoep. Het parkoers moest je hinkelend afleggen, en dit deed ik op mijn beste been, links. Ik was vroeger ook links handig. Maar pa zorgde ervoor dat ik rechts leerde schrijven. Dit kwam omdat in de klaslokalen het licht van buiten via links naar rechts over je bureautje viel, en je niet in de schaduw van je eigen lichaam zat te schrijven. We begonnen met het aloude aap-noot-mies, en schreven met een inkt pen, die we na de zoveel tijd, moesten doppen in het inkt flesje, wat een vaste plaats had op het bureau. Voor linkshandigen lastig. Ik verliet de basis school in Tongelere vanaf klas 4 en kwam in klas 4 in Aalst. Dit was voorheen een meisjesschool. De oudste jongens zaten in klas 4, en daar was ik de oudste. Een jongen uit Eindhoven, die ruwe/harde stad, en ook nog in een leren jack. Het zorgde voor wat oproering. Helaas vond ik daar ook de sigaret uit. Ouders rookten wel, maar dit had me nooit iets gedaan. Vriendjes boden het me aan. Ik ging op school roken in de fietsenstalling, wat goed uit zicht was van de leerkracht die de ronde deed over het speelplein. Dit maakte me nog stoerder. Ik had wel eens een slok mogen drinken uit het bierglas van mijn vader, maar vond het vies smaken. Pas toen hij overleden was, en ik op de Havo zat, ging ik een biertje drinken.
Lach maar om mijn verderfelijke leven. Het is toch nooit goed. En vraag je eens af, waarom bij jou wel of ook niet. Mijn leven is behoorlijk veranderd na de dood van pa. Ik was toen 16 jaar en was emotioneel ook dood. Ik kon het niet verwerken, en mijn energie ging naar mijn studie. Dat was de enige manier om erdoor te komen. Aan echte verwerking kwam ik niet toe. Ik had Cees, een vriend van mij, leren kennen op de Havo, en hij nodigde me uit om samen met hem te gaan werken op een camping in Luxemburg. Ik was toen 17 jaar. Ma vond het goed en daar ging ik. Zomervakantie duurde 6 weken, dus was ik daar 6 weken. We kregen kennissen waar we heel lang mee optrokken ook na de vakantie tijd. Bezoekjes en feestjes, wat we ook al deden in Mersch, de camping gemeente. Heer Faber stond aan het roer van deze gemeente, steenrijk. Hij was ook de eigenaar van de camping, maar het viel onder het syndicaat. De beheerder heette Roger Heger, een heel aardige man, en leek sprekend op Louis de Funes. Er hing ook een poster van Louis in de kantine, en ik dacht dat dit Roger was. In de kantine hebben we veel plezier gehad. Natuurlijk de nodige biertjes en ik rookte toen niet. De flipperkasten en het biljard. Om de zoveel tijd organiseerden we een barbecue. De eerste keer, was vangen van forellen, en ze ook uithollen, dan moet je wel een paar biertjes op hebben om je eten binnen te houden. In de avond ging een enorme bbq in de fik, met echte houtblokken, dit deed een bevriende Luxemburger voor ons. Als Nederlanders konden we prima de gerechten verkopen aan de campinggasten, want 99% sprak Nederlands. Daarom wilde Roger ook graag Nederlands personeel. Als de reguliere avond erop zat, verhuizen Cees en ik en onze kennissen naar de pilaar. Dat ligt op een heuveltje dichtbij. We schouwden de kratjes bier en flessen wijn mee naar boven. Het was een hele klim, en hijgen erbij was normaal. Cees speelde ook gitaar, en vooral ik begeleidde hem met zingen. Ik kan niet zingen, maar de anderen vonden het mooi/goed. We hadden ook kaarsen bij ons, zodat we niet helemaal in het donker zaten. Vanaf de pilaar konden we Mersch inkijken en de lichtjes zien van de huizen. Roger had gezegd, dat dit de mooiste tijd van je leven is. Dat is ook wel zo, maar de geboorte en opgroei van je kinderen stijgt daar bovenuit. Zelf had hij één dochter, zij werd verliefd op elke man die in haar buurt kwam. Op de twee Engelse jongens die voor ons er gewerkt hebben had ze ook een relatie mee. Mijn laatste gegevens over haar is dat ze nu samen is met een piloot. Ze zag er ook mooi uit, maar dat zegt niet alles. Roger, hij zal nu wel overleden zijn, net als zijn vrouw Marie-Jules, die ook op de camping werkte, hadden twee huizen. Eentje in Luxemburg stad, en een bungalow op de camping. In de zomerperiode woonden ze op de camping. Als Roger niet op de camping werkte dan maakte hij collages van postzegels die hij daarna weer verkocht op de camping. Marie-Jules en Cees deden samen de receptie van de camping. Als de kust veilig was, en er meiden een plaatsje wilden hebben, dan wist Cees precies waar, en zeker niet ver weg, van waar wij verbleven. Wij hadden een apart plekje, onder een hoogspanningsmast. Het heeft er wel eens zo hard geknetterd dat je bang zou worden, maar dat werden we niet. We waren jong en wat kan je dan overkomen? Niks toch. Aan meisjes hadden we geen gebrek, maar seks dat was niet voor ons weggelegd. Solide als we waren, hebben we gewacht op de juiste. Bij de hoogspanningsmast, waar we nauwelijks bezoek kregen, stond een houten tafel en 2 houten banken, aan beide kanten van de tafel. Hier aten we, en dronken we een biertje als we even met rust gelaten wilden worden. Voorbij de heg, die ons scheidde van de rest van de camping was een piscine en het kantoor en de voorraad kasten van Roger. Hij kocht goedkoop in als er acties waren en verkocht natuurlijk met winst. Het zwembad moest elke morgen schoongemaakt worden, er was geen stromend water en zuivering. Dit was dan achter de heg, maar gezien vanaf onze bank keken we neer op de minigolf. Waar wij sliepen lag 5 meter hoger als de minigolf, het laagste gedeelte van de camping. Het is een terras camping, met trappen om hogerop te komen, richting de kantine, het hoogste punt. Ik heb familie op bezoek gehad. Karin, Ingrid en ma, en tantes, en Gerwin mijn neef.
Ik neig om terug te gaan naar mijn eerste herinneringen. Na mijn geboorte kreeg ik visioenen. De weg die ik ging bewandelen, richting het licht van leven en dood. Daar ben ik nu. Het licht heeft me gegrepen van jongs af aan. Nooit losgelaten. Wat is nu licht? Het is het visuele, het mooie wat je kan zien om je heen, en ook het geluk wat je met je meedraagt. Het laatste is het belangrijkste. Zien in verleden, nu en toekomst, en tevreden zijn. Je hart laten vullen met de dingen om je heen. Niks is erger als je dit voorbij loopt, in de haast van je leven. Daarom schrijf ik, om stil te staan, bij mijn leven. Ik kijk graag de toekomst in en weet dat dit mogelijk is, uit eigen ervaring. Een deskundige heeft ooit geopperd dat ik hier meer moet doen. Dat wil ik wel, maar heb altijd geweigerd. Mijn toekomst beelden zijn vaker bij het nu. Vroeger was het jaren in de toekomst. Eén ding is zeker, ik sterf als ik 80 jaar ben, als ik niet stop met roken. Dat is niet helemaal onbekwaam. Ik gun me de tijd om er mee te stoppen. Heb het geprobeerd via andere manieren, maar zo werkt het niet, het is 100% erachter en anders gaat het niet door. Dat geldt voor alles. Dat kan zijn liefde, seks, eten, drinken, werk, stress en alles wat een mens kan meemaken in zijn leven. Even een stapje terug, die herinneringen van mij, kwamen pas naar voren, na jaren. Het zat goed verborgen in mijn geheugen. En wat doe je zonder geheugen, zeg me maar niks. Na mijn episodes moest ik opnieuw mijn geheugen leren kennen, ik moest opnieuw weer leren rekenen. Zoals ze wel eens zeggen (Rob), for all the love in the world, i want to live. En die liefde kreeg ik. Van heel veel mensen. Ik heb wel eens een verhaal geschreven aan mezelf (zoals vaker), we begrijpen liefde niet, maar we weten dat het er is. Ik kan me geen heden voorstellen door verleden. Het verleden brengt mij naar het heden. De toekomst doet me vaak lachen, maar ben pessimistisch over de natuur. Wat gaan we nalaten? Dat dit mag liggen in de handen van de politiek, is absurd. De enige manier om te ontsnappen aan dit debacle is luisteren naar de jeugd, en doen wat zij het beste vinden. Het is hun toekomst, en dus ook de mijne. De meesten van ons zien alleen een stuk van de toekomst. De toekomst is vooruit zien en dat deed ik. Ben er niet bang voor. Mijn dood is een groot vuurwerk. Een groot feest, vooral voor de mensen die ik lief heb. Ik heb het nodige mee gemaakt, heb een grootte fantasie. Maar fantasie kan werkelijkheid zijn, en werkelijk fantasie. Ik denk terug aan mijn leuke, speelse jeugd. De box waar ik in zat en met een hakmes het dressoir van mijn ouders vernielde. Ik was toen zo sterk dat ik de box, met mij erin, door de kamer verplaatste. Ik voel me gelukkig, ook naar zware tijden, is het tij weer gekeerd. Ik ga ook weer verder de toekomst in. Dat moet ik niet schrijven aan mijn zus Ingrid, haha. Ooit was dit haar trigger om mij te laten opnemen. Maar dat is een ander verhaal. That story will come. Ik bedoel ik wil mijn prikkels weer gebruiken voor oriëntatie in de toekomst. Heb daar dus ook een verhaal over geschreven. Je zend prikkels uit en achter je rug, komen ze weer binnen. Een spin in het web. Zo zijn we. We eten of gaan dood. Het rag van de spin, geeft hem informatie over een eventuele prooi. Ben ik je prooi of jij de mijne? Future will tell. Het internet zegt dat wij het zijn. Geen films, geen muziek of andere rotzooi, zoals van facebook.
Een nieuwe dag, Vaderdag, mijn kinderen komen naar mij en we gaan leuke dingen doen, ook mijn vriendin sluit later aan, zij moet een partijtje golven. Lekker uiteten ter afsluiting van deze dag. Dat gaan we doen bij Goesting in Nuenen. Het worden tapas, en een van mijn dochters eet vegetarisch en dat serveren ze ook. In mijn geheugen is de dag gegrift dat opa Janssen zijn Vaderdag en verjaardag op dezelfde dag vielen. Zoiets komt niet vaak voor. Nog minder vaak als een zonsverduistering. Veel van de Vaderdagen van pa weet ik niet meer. Er waren er ook zoveel, maar niet genoeg, als je vroeg sterft. Als zoiets gebeurt in je pubertijd kan het slecht uitpakken voor je. Dat heeft het ook gedaan. Ik raakte ontregeld. Na mijn Havo periode, die Cees en ik samen afsloten, gingen voor een nog langere tijd naar Luxemburg. Intussen had een andere vriend zich aangesloten bij ons en werkte ook op de camping. Hij was goed met kinderen. Er kwamen spelletjes voor hen. In onze vrije tijd speelden we tafeltennis. De kunst was om met zoveel mogelijk effect het balletje terug te slaan. Van de Havo ging ik naar de Hbo. Cees ging ook mee en we zaten in dezelfde klas. We leerden nieuwe vrienden kennen en die kwamen in de vakantie ook naar de camping. De feesten werden steeds groter, meer mensen. De plaats bij de pilaar werd te klein en we gingen naar de Hunnebour. Dat ligt aan de andere kant van de heuvel waar de camping tegenaan ligt. Een rustig plekje waar we alle vrijheid hadden. Want bij de pilaar maakten we zoveel lawaai, dat campinggasten gingen klagen bij Roger en dat kreeg mijnheer Faber ook te horen. Meestal liepen we naar de Hunneboer, een half uur wandelen, over een bosweg, die aan de rand van de heuvel lag. Enkelen gingen met de auto, om de boodschappen mee te nemen naar de plek. Het feesten duurde lang. Soms kwam het voor dat we meteen daarna konden gaan werken. Om 8 uur moest al veel gedaan zijn. De kantine moest op orde zijn. Het zwembadje schoon, het was maar klein en het water koud. De receptie op tijd open, omdat gasten op elk moment van de dag konden arriveren. De weg naar de camping ging redelijk stijl omhoog. Eens was er een man met een caravan achter zijn auto daar in de problemen gekomen. Een vriend van mij die goed met auto’s was heeft hem toen geholpen, zodat niet de caravan en auto van de weg af zouden geraken en de heuvel zou afvallen en in een weiland terecht zou komen. Later is de weg naar de camping verlegd naar de andere kant van de camping, minder stijl en breder.
Het jaar kwam dat ik ontregeld raakte, dat was op de camping. Niemand wist wat er met mij aan de hand was. Cees drong erop aan dat ik hem dit uitlegde, en zo niet zou onze vriendschap voorbij zijn. Maar ook ik wist niet wat er loos was, en herkende het niet bij mezelf. Ik heb de rit uitgezeten en aan het einde van de vakantie was ik goed opgekrabbeld, en we spraken er niet meer over. In het tweede jaar stapte Cees over naar een andere opleiding. Ik bleef, vond het te leuk. Cees kon dingen goed inzien, maar van techniek had hij minder kaas gegeten, maar de sommen loste hij makkelijk op. We bleven nog enkele jaren op de camping werken, het geld wat we kregen voor ons werk, ging elke dag op aan consumptie. Het waren nog de Franks die Roger ons uitbetaalde. Het was wit werk. We kregen per dag uitbetaald en het netto uurloon was 5 gulden, 100 Frank. Elk jaar waren er andere taken die we erbij kregen op de camping. Ik heb het meeste gevarieerde werk gedaan. Dat bestond uit kantine en zwembad schoonmaken, en met een tractortje met aanhanger de vuilniszakken ophalen, toiletten en douches schoonmaken, de friettent. De winkel was het leukste, dat deden we om tour beurten. Ook Roger deed eraan mee. Ik ging af en toe met Roger mee in zijn renault 4 om inkopen te doen. We trokken Luxemburg in voor de inkopen. Af en toe met zijn gele mercedes op pad. Elke morgen vers brood van de bakker in het dorp wat weer verkocht werd op de camping. In de morgen was er een vaste gas, een Luxemburger, die al een biertje kwam drinken bij de toog van de winkel, en het bleef niet bij eentje. Soms nam ik er ook eentje of bood hij me er een aan. Na een lange feestavond was dit de manier om te ontnuchteren. We hadden geen kassa. Roger wilde dat we alle boodschappen bij elkaar optelden en dit op papier deden, dan kon de koper het ook zien. Gezien mijn rekenvaardigheden maakte ik hier nauwelijks fouten in en wist ook alle prijzen uit mijn hoofd. Soms at ik ook iets uit de winkel, ik was toen verzot op chocolade en hele repen verdwenen in mijn mond, vooral die met nootjes erin. We moesten er wel voor betalen, maar we betaalden de inkoop prijs. Een paar jaar is Huub en zijn gezin op de camping geweest, een echte Brabander. Als hij het nodigde door zijn keelgat had laten lopen kwam hij los en ging moppen tappen, we hebben hartelijk gelachen erom. Zijn vrouw vond het maar niks, al dat drinken en moppen tappen. In de tussentijd stond er ook nog een andere tent bij de hoogspanning. Die was van een andere Kees, die we op de Hbo hadden leren kennen. We scholen in deze tent als het regende. En ’s avonds gingen we ook wel eens in feesten. Ook in de kantine verbleven we als het slecht weer was. Toen we weer eens op de camping kwamen in een nieuw schooljaar was de houten tafel met banken verplaatst. Toen hebben we de tent erom heen gezet. Ook Ed en zijn broer Rob kwamen naar de camping. Ed hadden we ook leren kennen op de Hbo. Beiden speelden ook gitaar. Ed en Cees speelden soms samen, wat goed klonk. Het laatste jaar van werken kwam in zicht. We namen daarna afscheid van Roger en Marie-Jules en campinggasten. Faber zagen we maar zelden, het was een corpulente man, die zijn handen niet uitstak voor werk. Hij kwam af en toe kijken hoe we het deden. Wel mensen van het syndicaat kwamen en daar namen we ook afscheid van. Daarna gingen we nog wel eens terug om zelf vakantie te vieren. Soms samen met Cees en ook alleen. De kennissen uit die tijd waren bijna allemaal weg. Als we er weer eentje zagen, was het verhaal dat er zoveel veranderd was, dat mensen naar een andere camping gingen. We hebben ook voor veel plezier gezorgd. Een mooie tijd.
Er was een hecht groepje overgebleven van campinggasten. De eersten die we leerden kennen was Ben en Marian. Cees had biljard gespeeld met Ben, en vanaf dat moment hebben we elkaar niet uit het oog verloren. Het waren lieve mensen. Samen met Roger maakten we wandelingen door de bossen van Luxemburg. Roger kende alle mooie plekjes. We hebben veel foto’s gemaakt. Ben was verzot op fotograven, net zoals ik. De vader van Cees, Martin, was een half amateur-prof. Hij ontwikkelde ook kleuren film en foto’s. Dit heeft mij nooit aangetrokken. Kleuren ontwikkelen betekent dat je weinig invloed hebt op het eindresultaat, met zwart-wit kan je veel meer doen. Mijn eerste fototoestel en donkerekamer uitrusting kreeg ik van de broer van mijn ome Frans. Ik ging ermee op pad, en heb nu foto’s die uniek zijn. Ik kocht zwart-wit rolletjes en fotopapier en ging alles zelf ontwikkelen. Op de zolderkamer had ik het raam zwart geverfd, zodat er geen licht van buiten, binnen kon komen. Als het negatief ontwikkeld moest worden dan was het helemaal donker op de kamer, omdat de negatief strook uit het rolletje kwam. Op gevoel moest de strook op een rol gerold worden en dat verdween in een ontwikkeldoos die ook helemaal zwart was. Het strookje mocht je nauwelijks aanraken, in verband met vlekken erop. Het licht mocht aan. De vloeistoffen gingen om beurten erin. Dit zijn dezelfde die ook gebruikt worden om het foto papier te ontwikkelen. Als de strook ontwikkeld was, mocht hij uit de doos en moest dan eerst drogen. Daarna verdween hij in het apparaat waarmee je het negatief kan belichten en laat schijnen op het fotopapier, wat helemaal wit was. Het gele lampje mocht nu aan zijn, dat had geen invloed op het papier. Je kon niet zien of je het goed had gedaan. In je hoofd wist je ongeveer de timing van ontwikkelen en belichten. Als het papier in de verschillende badjes ging zag je het resultaat. Het eerste bad, ontwikkel bad, was het belangrijkste. Daar besliste je op welk moment je het papier eruit nam, want het moest niet te donker worden. Het papier nam je met een metalen tang uit het bad, om vlekken te voorkomen. Na het laatste bad, fixeer bad, moest het papier drogen. Het waren veel handelingen en het duurde wel even voor je resultaat had. Het was leuk om te doen, want op de foto zag je pas wat je had gefotografeerd. De fotoapparaten waren geen reflexcamera’s, dus je kon nooit precies zien wat het eindresultaat zou worden, hier moest je behendig in zijn. Later heb ik wel mijn eerste Canon camera gekocht. Nog een analoge. Dus bleef ik zelf ontwikkelen. Toen ik met kleuren ging werken bracht ik ze weg om te laten ontwikkelen. Ik schoot zo’n tien rolletjes vol op vakantie. Elk rolletje 36 negatieven. Bij de zwart-wit rolletjes moest je van een rol van 5 meter de strook op lengte afknippen, dit ging ook in het donker. Familie Janssen en mijn vader hadden veel, nooit geziene negatieven. Het verbaasden ooms en tantes om het te zien, nooit eerder gezien. In het begin kreeg ik een stuiver voor mijn werk en materiaal. Ome Roger gaf me soms wat meer, hij besefte beter als de anderen dat ik onder de materiaal kosten het verkocht. Het maakte me ook niks uit, want ik was blij met de foto’s, voor mij ook totaal onbekend. Nu staat alles op mijn foto server en zijn te zien door gebruik van een app. Misschien zo’n 150 duizend foto’s.
Toen ik stopte met ontwikkelen, heb ik met een scheermesje de verf van het raam geschrapt. Dat duurde lang, een week voor het klaar was. De kozijnen had ik ook zwart geschilderd, die moesten ook weer wit worden. Van Ben had ik een Makita vlakschuur machine gekregen. Ben was meubelmaker. Ze woonden in Best, en we kwamen er vaak voor feestjes. Met de machine haalde ik de verf eraf, en bracht witte verf aan. Ben had op de camping met een Luxemburger gewed. Ze zouden samen stoppen met roken. Ben mocht uitbetalen, 50 gulden, want hem was het niet gelukt. Een jaar later was hij dan toch gestopt. Hij rookte zware shag. Mijn 3de jaar Hbo was een crime. Ik kon het niet opbrengen om verslagen te maken van de stages. Een motorenfabriek, Skill in Eindhoven, daarna het Sint Josef ziekenhuis in Eindhoven en de laatste stage was bij de Hoogovens in IJmuiden. Bij skill moest ik uitzoeken de veroudering van de rotoren die ze gebruikten in hun machines, dat waren onder andere boormachines, dus geen grote motoren. Dat was heel gevaarlijk. Ik had een constructie gemaakt waarbij de rotor onder hoogspanning stond. 10.000 Volt. De draden liepen door de kamer. Er tegenaan lopen kon verkeerd aflopen. Ook maakte ik daar mijn eerste regelaar. Ik had dit bedacht uit het niets. De manager was dan ook verbaasd, en vroeg of ik dit op school had geleerd. Nee dus. Tijdens de 2de stage had ik een vriendelijke mentor. Zijn hoofdtaak was voor verdoving te zorgen op de operatiekamer, anesthesist. Ik mocht er niet bij zijn. Mijn opdracht was om een interface te maken, zodat je op een elektronische schrijver het hartritme zag. Als ik niks te doen had, mocht ik pacemakers schoonmaken, de stukjes vlees eraf halen. Bij Hoogovens moest ik weer een regelaar maken. Deze was bedoeld om een warmwals aan te sturen. Het ging niet helemaal goed, en het werd een harde knal. De wals moest daarna opnieuw gepolijst worden. Als ik ook hier niks te doen had, mocht ik door de kelder lopen daar stonden gigantische containers met olie voor de smering van de walsen. Ik moest bijhouden hoeveel olie erin zat, want er verdween olie en niet wist hoe dit mogelijk was. Op het terrein van Hoogovens was een netwerk van spoorrails. Als de machinist van spoor moest verwisselen, stapte hij uit de locomotief en haalde handmatig de wissel over, en radiografisch stuurde hij de trein erover. Het gebeurde ook wel eens dat een trein ontspoorde en op zijn zij terecht kwam. Ik had een oude fiets meegenomen om van werk naar mijn onderkomen te rijden. Aan het eind van de stage was de fiets een blok roest. De verslagen kreeg ik af, in de derde stage. Op een typemachine en de tekeningen werden erbij geplakt. Bij Hoogovens woonde ik bij een oud echtpaar. In de weekenden ging ik naar Aalst. Ik begon te hardlopen en dat beviel me goed. Ik rookte niet meer. Ik deed krachtoefeningen, en mijn lichaam kreeg spieren. Ik was sterk, maar kon niet vechten, daar lag mijn ambitie ook niet. Ik deed het uit genot, verslaving aan adrenaline. Het 4de jaar was nog erger, het afstudeerjaar. Het ging helemaal mis met verslagen en ik kwam niet opdagen, was ziek geworden. Toen ik weer kwam opdagen, geloofde de docent niet dat ik ziek was geweest. Daar was ik boos om, en gaf hem een veeg uit de pan, figuurlijk dan. Ik had van mijn moeder een kitje gekregen, dat is een computer met een hexadecimaal toetsenbord en dipswitches. Een parallel poort van 100 pinnen en een led display. Het geheugen was 512 Bytes groot. Een 8 bits CPU. Dus niet te vergelijken met de AT’s en XT’s die later kwamen. Er zat geen harde schijf in, dat was nog in opkomst. Ik maakte er onder andere een lichtorgel mee en een programma voor een cassetterecorder om mijn programma’s op tape op te slaan. Helaas heb ik het kitje niet meer. Dit was uniek spul. Later in een baan kwam ik dezelfde CPU weer tegen, waarmee ik een voorsprong had. Mijn afstudeer mentor, zag ik nauwelijks en het vooruitzicht was dat ik zou blijven zitten. Maar toen ik beter was ging ik met nog 2 studenten werken aan een digitale regelaar. Zij deden de proefjes en ik de theorie om het experiment te onderbouwen. Mijn mentor was zeer verbaasd. Tijdens mijn afstudeerpraatje, wat ik eerst geoefend had met ma, Karin en Ingrid, die er niks van begrepen, moest ik het voordragen op school. De rijkscommissaris was er niet bij. Toen het voorbij was, vroeg mijn mentor, hoe ik dit allemaal wist. Later zei hij dat ik naar de universiteit moest gaan. Bestuurskunde doen. Ik klopte eerst aan in Eindhoven om mijn elektro studie voort te zetten, maar de docent vertelde dat het niet nodig was om hier verder te gaan, ik wist genoeg zei hij. Dus ging ik het proberen in Twente, en deed daar Bestuurskunde, wat ook met regelen te maken heeft. Na een half jaar haakte ik af, weer een episode van ontregeling. Tante Wilma had me naar Twente gebracht en gezegd, over 4 jaar haal ik je weer op. Nou dat heeft mijn zus gedaan, samen met haar vriendin, in het renautje 5 van mijn moeder. Ik was echt van het padje af. Was toen 23 jaar.
Het was de eerste echte goeie. Ik wist het niet meer. Het leek wel of heel mijn geheugen uitgevaagd was. Het werd nog niet herkent door familie dat er hulp bij te pas moest komen. Ik bleef er mee dood lopen. Later hoorde ik van mijn eerste psychiater, dat als ik toen al medicatie had gekregen ik er nooit zoveel last bij de andere erna zou hebben. Rekenen kon ik niet. Ingrid heeft me hierbij geholpen, simpele sommetjes om er weer in te komen. Ik was wel heel vrolijk. Ik had een ontmoeting belegd met mijn vrienden van toen, om bij mij wat te komen drinken. Prima idee, en iedereen kwam. Bier en jonge klare, en verdween allemaal richting de afgrond, de maag. Mij deed het niet veel, ik dronk de klare, maar werd verre van aangeschoten. Had het grootste woord, en de vrienden hadden lol om mij. Het was leuk, ook voor mij. Familie reageerde niet goed genoeg, om die helpende hand toe te steken, zij begrepen het ook niet. Mijn ogen en verstand namen andere dingen waar, als wat normaal is. Ik zag dingen veel duidelijker, de verbanden tussen mensen, en ook de natuur. Natuur is voor mij altijd belangrijk geweest en gebleven, een rustplek om je gedachten te laten ontslippen aan wat je bezig houdt. Lekker leeg hoofd. Later ging ik veel hardlopen en de leegte die ontstond, deed me goed. Er is veel gebeurt in die tijd met mij. De manische periode die erg leuk was, en van depressie had ik nauwelijks last. Het duurde wel lang voor ik op het padje was. De meeste manische mensen zijn leuk, zien een mooie toekomst, zijn creatief in doen, en taal. Mij staat bij een reportage op tv, waar zo iemand zegt, “God zou één dag willen dat hij mij was”. Zo kan je je voelen. Ik had ook leuke zinnen, en ome Frans van de Hurk, heeft zich daar om bescheurd. Maar dan de nasleep waarbij je echt in een psychose zit en dingen ziet die er niet zijn, die voorzaken angst. Verkeersborden die ineens gaan leven, de figuur erin neemt een andere gedaante aan. Ik kijk met weemoed terug op deze perioden, maar wil het nooit meer meemaken. Je kan ook euforisch zijn, een voorportaal van manisch. Sommige mensen zijn altijd euforisch en worden nooit manisch. Zij hebben een heerlijk leven, zitten vol energie en zien weinig tot geen beren op de weg. Zijn creatief en productief. Ook op hun werk. Zorgen voor een goede sfeer. Er zijn nog meer vormen van psychoses, mijn dochter Merel weet er meer van, het is haar vakgebied. Ouders met kinderen, waarvan de ouder psychoses heeft, zijn de kinderen meer geïnteresseerd in de herkomst ervan. Willen een helpende hand toesteken en ook voor zichzelf de zaak duidelijk hebben. Merel zit midden in die materie, en wordt juist in deze fase erin onderricht, juni 2022. Ik noem leeftijden en jaartallen, niet omdat ik ze niet weet, maar voor mijn kinderen, als ze dit nog eens terug lezen en natuurlijk voor de kleinkinderen, als ze willen weten wat voor een vader en moeder, hun moeder had. Vandaag heb ik geappt met Frank van den Hurk, mijn neef, in de groepsapp van, ‘van den Hurk’. Deze is anders als bij familie ‘Janssen’. Frank beklaagde zich erover dat er weinig respons komt op mijn verhaaltjes over mijn leven. Ik heb er weinig mee, want zoals gezegd doe ik het voor mijn dochters en kleinkinderen. Maar het is wel leuk als ooms, tante en neven en nichten ook meelezen, dus zet ik het in de groepsapp-en. En dan nog eens naar een speciaal belangrijke mensen voor mij. Ik zou willen dat meer van mijn familie zoiets zou doen, dan kan het gebundeld worden. Denk aan de schrijver, die een paar vormen, die ook om beurten een stuk verhaal schrijven, en als het mooi aansluit is dit perfect.
Ik was gebleven bij mijn verhaal over een kitje en computers. De eerste echte computer was het telraam. Niks elektronisch erin. Ons echte eerste voorouders, uit het stenen tijdperk, telden op hun vingers, en als de tien bereik was, of je had pech gehad, en moest al stoppen bij negen, dan ging je over op je voeten, of je legde een steentje of takje, zodat je wist hoe vaak je de tien was gepasseerd, of voor sommigen de vijf of negen. Nog steeds hanteren we deze manier van tellen, net zoals ik in de winkel in Mersch. Voor pa, was de eerste vooruitgang waarmee hij werkte de rekenliniaal die ik nu in mijn bezit heb. Ik moest er later op school ook mee werken, op de Havo. Hoe gek kan het dan wezen dat je naar een binair of hexadecimaal stelsel overgaat, zoals de CPU dan kan rekenen. En rekenen is alles wat ie kan, maar dat omvat veel meer voor de gebruiker van de computer. Allerlei vaardigheden kwamen daar uit voort, zoals ook omgaan met taal, woordenboeken en om nog maar iets anders te noemen, browsen op internet. Het is allemaal tellen, nulletjes en eentjes, want dat is wat een transistor kan. Een booleaanse variabele, ja of nee. Het allereerste wat de mens leerde. ‘Wil je met me trouwen’, ‘Ja of Nee’? En dan heb je ook nog, ‘ik weet het niet. Maar de computer kent die status niet, want dan is ie stuk. Na mijn eerste telraam, rekenlat, kwam het kitje, en daarna de Vic20, een spelcomputer, maar je kon er ook in Basic mee programmeren, en dat was mijn lust en leven. Spelletjes trokken me niet zoveel aan. De Vic had aan de achterkant van zijn bekisting een uitgang naar de tv, via een coax uitgang. Ook kregen we te maken met de eerste PCs, de Personal Computer. Bill Gates had zich daar helemaal op gestort, en het eerste besturingssysteem voor de PC was MS-Dos, ten minste wat commercieel werd. MS-Dos was leuk, je kon er ook in programmeren, in Basic. Op het Mainframe wat op menig universiteit stond, kon je ook al in andere talen programmeren, zoals Algol en Fortran. Dat waren gestructureerde programmeertalen, en ms-dos was dit niet, daarin kon je met een goto commando springen naar een regel in je code. Dat is tegen de regels. Het overzicht verdwijnt. Maar het is niet helemaal waar, omdat je in machine taal, de taal van de byte (256 mogelijkheden van nullen en enen), ook kan springen naar een subroutine. Dit gebeurt nog steeds in het bootproces van de computer, een van de eerste dingen die de computer doet om op te starten vanuit niks. Microsoft ontwikkelde Windows, de eerste commerciële versie was 3.0. Redelijk waardeloos, maar je had een grafische interface, en een muis, dit was afgekeken van Apple, die waren veel verder met grafisch beeld en muis. Ook Linux kwam om de hoek kijken Dit is een vrij van kosten operating systeem, wat een robuust systeem is voor servers. Bij de echt grote bedrijven gebruiken ze dit, of Unix. Unix is de vader van Linux. Tegenwoordig zijn er opensource programma’s, meestal vrij van kosten. Zoiets als free apps in de store van Apple en Google. Heelveel mensen nemen deel aan deze ontwikkeling. Even tot hier. Er is nog één noemenswaardig feitjes over de computer, het Mainframe met name. De naam ‘bug’ stamt af van een echte bug (insect), die zich in de elektronica van dat Mainframe had weten binnen te dringen. Hierdoor ontstond er een elektrische en software storing. Nu wordt het alleen nog maar gebruikt bij software bugs. Nog iets ter verduidelijking, een byte, bestaat dus uit 256 mogelijkheden van 0 en 1. En dat loopt van 0 tot 255, 256 mogelijkheden. De eerste PCs hadden een CPU (Central Processing Unit) die rekende met de byte. Een byte bestaat uit 8 cijfers, lopende van boven naar beneden, 128, 64, 32, 16, 8, 4, 2 en 1, bij elkaar, 256. 8 Bitjes dus, en een bitjes is alleen 0 of 1. Een bitje dat aangeeft dat de waarde 128 of hoger is, en dan die van 64, en ga zo maar door tot die 1. En zitten we op 64 bits CPU’s. Dat zijn 256x256x256x256 mogelijke statussen van nullen en enen. Daar werken onze CPU’s nu mee, maar er zijn servers die nog sterker zijn, meer rekenkracht, heet dat.
De story met ome Henk. Ome Henk had Philips ‘good bye’ gezegd. Met zijn idee, wilde hij alleen verder. We hebben het er niet zo duidelijk over gehad, maar waardering voor je inzet en ideeën worden bij Philips en ook anderen niet altijd gewaardeerd. En de reden daarvan is vaak niet duidelijk, je kan te vroeg zijn met je idee, wat niet past in de filosofie van het bedrijf. Of je manager heeft er geen jota verstand van, dat herken ik zelf wel. De peopletjes, gestudeerd op de universiteit en vaak alleen maar kunnen managen, de alfa kant. Er zijn uitzonderingen, dat weet ik maar al te goed, een manager bij Philips die een echte betta man was, en wist waar de problemen en oplossingen lagen. Ome Henk nam me mee naar een computerzaak, want er moesten spullen gekocht worden voor zijn nieuwe zaak. Ik zat pas op de 2de van de Hbo, en mijn kennis was verre van toereikend om te begrijpen waar hij mee bezig was. Begreep wel iets van computer, maar nog te weinig. We gingen shoppen, en ome Henk stelde vragen aan mij, waar ik geen antwoord op had. Hoe kon dat ook, ik had alleen maar theorie gehad, en geen echte ervaring met hardware. Ik moest afhaken en ging verder met mijn studie, wat ook de beste beslissing voor me was. Wat daarna allemaal met ome Henk is gebeurd was buiten mijn scope. Het enige wat ik me kan herinneren is dat hij later zich ging bezig houden met de markt, je kent het wel de stalletjes, die bij elkaar een markt vormen. Intussen is hij lekker bedreven met zijn computer en software om spullen aan de man en vrouw te brengen. Ik heb nog niet zolang een kijkje mogen nemen in zijn bedrijvigheden en ik was behoorlijk onder indruk. Ook kwam ter sprake wat zijn vroegere werk was bij Philips en wat hij had bedacht en gemaakt. Het was object georiënteerde software voor machines, om metalen producten te maken. Hij was zijn tijd vooruit. Veel later kwamen de software giganten met object georiënteerde talen. Hij heeft een bepaalde leeftijd, ja een oom, wat wil je, maar nog altijd gedreven in wat hij doet. En ik wil de anderen van familie Janssen niet onderbelichten, maar voornamelijk ondernemers. Mijn zussen ook zo. Ik ben ook een ondernemer, niet met de gedachte om er veel financieel gewin van te maken. Maar als je software ontwikkelt voor de verzekeringsmaatschappij RVS, en je krijg later te horen dat dit is ingekocht door de ING voor pakweg 1 miljoen euro, dan gaan mijn oren jeuken en krap ik er eens aan. Maar het heeft me veel plezier gegeven om dit te doen. Als de goeroe van de afdeling op zijn knieën gaat zitten en zijn handen samenvouw zoals in de kerk, dan krijg ik een goed gevoel. Ik keek hoog tegen deze Peter aan, en had dit nooit verwacht. Ik was een van de eersten die ervoor zorgde dat je via een sms bericht op de hoogte werd gesteld van de status van het netwerk van de RVS. Het kon namelijk veel meer als dat pakket van 1 miljoen. Ik heb teveel goede ideeën gehad, ook bij de Rabo bank, en de Kpn gaat er mee lopen, de mobiele telefoon. Techniek was mijn kindje en nog steeds. Ik was de eerste die bij Philips hun symbool, het merkteken had gedigitaliseerd. Daar werd gretig gebruik van gemaakt. Faxen werden voorzien ervan. Ja Philips Best in Nederland, had dit voorrecht. In mijn vrije tijd bij Philips programmeerde ik de ANWB camping gids, zodat zoeken op wat wilde zien op een camping snel en overduidelijk was. Dit deed ik in dBase, een programmeertaal die ook een database kon aanspreken. Later kon je dBase ook compilen, waardoor het sneller te draaien was. Mijn zwager Harold was er ook bedreven in. Maar veel mensen wisten er niks van. Philips Medical Systems, wat nu een andere naam draagt, was mijn eerste baan. Ik begon bij de afdeling die zich bezig hield met Lineaire Versnellers. Voordat ik de natuurkunde erachter kon begrijpen heb enkele weken les gehad in Crawley, bij Londen. Daar kwam ik weer diezelfde CPU tegen als in mijn kitje. Had één echte college en daar buiten een software dame en commercieel figuur. De dame in kwestie zat met een software probleem wat ze niet kon uitvogelen. Ik ben toen achter die computer gaan zitten, toen der tijd nog een Philips server en ging in machine taal het probleem te lijf en ontdekte het. Eén bitje in haar programma stond verkeer. Nulletje moest eentje zijn. Iedereen blij. Mijn collega kreeg stress en het project, “Javelin” kwam stil te liggen. Ik verhuisde naar de Gamma Camera’s. De eerste mooie echte baan, kon mijn gang gaan. Programmeerde daar mijn ANWB software gids en Philips symbool. Mocht veel reizen. Het werd nog mooier. Ik werd een soort van onderzoeker terwijl ik op de service afdeling zat, en documentatie moest schrijven voor alle technisch in de wereld zodat zij hun problemen met de machines konden oplossen. Dat schrijven vond ik niet leuk om te doen. Wel het reizen. Als personeel van Philips in het buitenland er niet uitkwamen vroegen ze ons, om over te komen. Ik had verder nog drie collega’s. Ieder had zo zijn eigen regio. Ik was liever in Europa, maar kwam ook in Sydney en Egypte. Brandjes blussen heet dat. Ik gaf les aan technici. En ik was nog erg jong. Het kwam uit alle uithoeken van de wereld, Amerika, Japan, België en Italië als voorbeeld. Ik had mijn stek gevonden. Ik ging onderzoeken, maar zat wel op de (expert) service afdeling, zo werden we gezien. Ze belden dan ook van overal. Eén van mijn collega’s had een gesprek in het Engels en toen de hoorn erop lag, zo’n oude, sprak hij ons in het Engels aan, en besefte dat hij een beetje mis zat, leuke man Hans. Ik ging dus software ontwikkelen en deed dat waar ik les gaf, daar had ik alle vrijheid en werd niet gestoord. Op mijn fiets van huis er naar toe en ook weer terug. Niemand maalde erom. Mijn software gebruikte ik op tentoonstellingen, zodat de Gamma Camera bewoog zonder interventie van mensen, dat was uniek op de stand. Ook heb ik het gebruik bij testen in ziekenhuizen om na te gaan of alles wel goed werkte. Op een gegeven moment was ik in een ziekenhuis en ze klaagden over de Gamma Camera, want de plaatjes op de computer waren niet goed. Een patiënt wordt bekeken door de Gamma Camera. Gamma zoals het al zegt heeft met radioactiviteit te maken, ik was dan ook radioloog. Er moest iemand komen kijken en dat was ik, ergens in de buurt van de randstand aan zee. Ik zag benauwde kankerpatiënten zitten, sommigen al redelijk uitgemergeld. Ik nam mijn laptop, heel prematuur toen nog, en sloot deze aan op de Gamma Camera. Ik zag de getalletjes die opliepen, tijdens de tomografie scan, want daar ging het mis. Het was overduidelijk, de fabriek had een fout gemaakt. Er was wrijving tussen de motor en de rest van de aandring. Dat was niet goed. Ik weer terug naar Best met mijn verhaal, werd niet serieus genomen, want de fabriek maakte geen fouten. Weer terug naar het ziekenhuis met iemand van de fabriek, en die zag met eigen ogen dat het mis was. Camera weer terug, en herstellen. Daarna wilde de fabriek mijn programma, maar ik had de code niet voorzien van commentaar, dus moeilijk te lezen voor iemand anders. Wat ze ermee gedaan hebben weet ik niet, maar ze hebben zeker een goede hint gekregen om hier iets mee te doen.
Mijn leeftijd nam toe, en er was geen vuiltje aan de lucht. Ik was verzot in mij werk en alle aandacht ging daar naar toe. Philips ging een digitale Gamma Camera maken. Dat strandde, maar het was wel de toekomst van de Gamma Camera. Dus kochten ze in van Japan. Sticker van Philips er op en ze waren gered. Mijn baan als radioloog stopte. Ik ging werken op de afdeling bestralingen en met name de Kobalt Machine. Dit was een verre voorloper van de Lineaire Versneller, waarbij ik begonnen was. Het was simpel werk, beetje poetsen en stoffen van het ding. De achterliggende theorie en natuurkunde was zeer simpel. Een radioactieve bron (Kobalt) verdween in de machine die ingekapseld was in lood, wat ervoor zorgde dat niemand anders als de patiënt bestraald werd. Net voor de bestraling werd een luikje geopend, waardoor de bron de patiënt kon bestralen. Op deze afdeling bleef ik een klein jaartje en toen was het voor mij afgelopen bij Philips. Ik had nooit bij Philips in vaste dienst willen komen, ook al hadden ze me dat aangeboden. Ik werkte voor een engineers bureau. Ook werd ik in die periode gevraagd door Toshiba, die ik had leren kennen op een beurs.
Het was een slechte periode om aan werk te komen, toen ik weg was bij Philips. Daarvoor was ik twee jaar in de vakantie met Cees naar Kreta gezien, we maakten veel plezier, ook met de lokalen. We dronken cocktails en Cees rookte sigaren en som een sigaret. In het laatste jaar had ik weer een moment van ongeremdheid. Dat ging snel over. Ik leerde mijn vrouw kennen, Renate. Dat was op de camping in Luxemburg op 4 augustus 1990. We hadden ons redelijk bezat, Cees, zijn vriendin (Wilma) en Renate en ik. We dronken dan ook whisky. Renate had de dag ervoor de verjaardag gehad van Astrid, haar vriendin. Ze was ook groggy toen ze in Mersch, ’s avonds aankwamen. De volgende dag stond ze bij de receptie en keek om het hoekje of ik al wakker was. Op de een of andere manier heeft me dat gewekt en ging uit mijn tent en zag haar staan. Ik besloot om voor haar te gaan, en een stem in mijn hoofd zei: ‘Een goede keuze, maar ze zal jong sterven.’ Al die jaren dat we samen waren heb ik zin vergeten. We gingen een mooie tijd tegenmoet. Vakanties, alleen en later met onze twee dochters erbij. Ik vertrok met mijn boeltje naar Maarssenbroek, daar had Renate een huis. We hadden het naar ons zin, maar ik had geen werk, en was overdag alleen.
Ik was dertig jaar toen ik Renate leerde kennen, zij was zevenentwintig jaar. Samen met Cees en Wilma naar Terschelling. Twee jonge stelletje en verliefd. Mijn zussen hadden ook een relatie. Fijn voor mijn moeder, een vol huis als we allemaal op bezoek kwamen. Toch brak het me op dat ik geen werk had. Had wel gesolliciteerd. Ik had daar geen ervaring in. Ook naderde een psychose. Het gaat geleidelijk bij mij. En plots is het heftig. Eerst de manie. Cees en Wilma kwamen op bezoek om te zien wat er met me was. Ze vonden het wel leuk. Het was ook zo. Ik sliep weinig. Renate was bang. Zij had dit ook nog nooit meegemaakt. Een vrouwelijke huisarts kwam kijken toen ik in bed lag. Het enige wat ze vroeg, was of dat ik verdovende middelen had gebruikt. Mijn pupillen waren groot. Een paar dagen later werd ik opgenomen in Den Dolder, de plaats die het dichts bij Maarssenbroek was. Ik verbleef er twee weken. Tekende op een krijtbord de omgeving van de inrichting. Deze had ik nooit gezien, maar een begeleider zei dat het bijna helemaal klopte. Ik belandde in de isoleer. Je jongen lag op de brancard, geboeid. Ik stond erbij, maar de begeleiding vond dat ik weg moest gaan. Ik begreep dat niet. Ze kwamen op me af, en met zes personen trokken ze me op de grond. Eentje ging op mijn strottenhoofd zicht, dat deed pijn. Ik ging de isoleer. Helemaal en alleen een branddeken en een matrasje. Een krijtbord en een pispot in de hoek. Het eten werd door een luikje geduwd. Elke dag kwam een begeleider kijken hoe het met me ging. Ik was nog steeds manisch en tekende veel op het bord. Na een aantal dagen mocht ik eruit. Ik was rustiger geworden. In de groep hadden we het leuk. Ik kreeg ontslag, en ging naar huis. Maar na een paar dagen was het weer raak. Ik werd met een smoes naar de inrichting gereden. Daar verbleef ik weer twee weken en toen ging het goed met me. In de die periode heb ik Horst leren kennen, mijn eerste psychiater. Een aardige begripvolle man. Een stuk ouder als ik, maar veel kennis van zaken. Daar heb ik later veel aan gehad, in de gesprekken die we gingen voeren.
Het water loopt me in de mond. Open de koelkast. Al het eetbare, wat niet veel is, is voor vanavond. Ik neem maar een glas water, om mijn maag te stillen en het helpt. Nog een paar uur wachten en dan kan ik echt eten. Het is ook zondag en dan smaak een biertje ook goed. Ik weet het nog goed. In mijn vroege jaren ging ik mijn vader en opa uit het café halen, want het was lunchtijd. Hun maag zat al vol met bier, en recht naar huis lopen deden ze ook niet. Met z’n drietjes biljarten ze daar. Samen met ome Roger erbij, zelfde leeftijd als mijn vader, dus een leuk complot hadden ze samen. Na de kerk, naar de kroeg. Er was ook een gezegde: ‘In de hemel is geen bier, daarom drinken we het hier’. Als ik het café binnen kwam wisten ze hoe laat het was, want ik was gestuurd door mijn moeder, etenstijd, en dus tijd om naar huis te gaan. Maar de heren wilden niet. Eerst de game afmaken, en dat kon wel eens een half uur duren. Om te beginnen kreeg ik een reep Kwatta, zodat ik rustig bleef en niet aandrong. Ik vond het wel lekker, maar als ik er nu aan terug denk, vind ik die reep toch vies, met die vruchtensmaak. De koetjesrepen waren lekkerder, maar ook niet bijzonder. Als het spel afgelopen was en de glazen leeg waren, gingen ze naar huis. Ome Roger in de auto. Dat kon vroeger nog, met een borrel op. Ik liep achter mijn vader aan naar huis, wat dicht in de buurt was van het huis van opa. Zwachtelend liep hij voor me. Ik wist niet of ik moest lachen of triest moest zijn. Wist wel wat er thuis ging gebeuren. Moeders overstuur. Na het eten ging pa op de bank liggen en ik op hem. Hoorde zijn hart kloppen en dat voelde fijn aan. Toen der tijd mocht pa maar twee biertjes per dag en alleen in het weekeinde. Dus zondag uit met de heren was een feest voor hem, en ook voor de anderen. Pa sliep lekker. En ik moest hem van ma na een uur of zo weer wakker maken. Het was zo genoeg, vond ze. Soms viel ik zelf ook in slaap als ik op pa lag. Het was zo geruststellend. Beiden knapten we zo een uiltje.
Na het ontslag moest ik weer aan het werk komen. Renate hielp met het geven van een reactie op een vacature. Ik kwam in een wasserette, knakworst fabriek en drukkerij terecht. Allemaal simpel werk. Beetje schouwen. Ook gewerkt bij de Rabobank op de dealingroom. We vonden een bedrijf dat mij graag wilde hebben. Het was in Apeldoorn, een stuk rijden vanuit Maarsenbroek. Ik ging me bezig houden met het netwerk en Pc’s. Het was tokenring en MS-DOS. Samenwerking tussen IBM en Microsoft. Ik moest veel Pc’s opnieuw voorzien van een operating systeem. Zeven floppy’s om het operating system erop te zetten. De PC had natuurlijk een harde schijf. Alles werkte nog traag. Ik werd in geleerd door mijn baas, een jonge man, die deze routines al kende. Voornamelijk vrouwelijke werknemers. Ik heb er een paar maanden gewerkt. Renate werkte bij RVS, de verzekeringsmaatschappij. Ze zag een vacature bij de Postbank. Op een zondag was het opendag en ook de dag dat je kon solliciteren bij de baas. Ook nog een jonge man, een manager met verstand van techniek. Ik mocht meteen in dienst komen en kreeg een vast contract. Ik had nog geen pensioen opgebouwd, maar dat ging nu veranderen. Het salaris was goed. Ook weer tokenring en MS-DOS, maar ook servers en mainframes. Ik mocht veel lezen, inlezen in de techniek. Kreeg ook wel opdrachten maar dat vond ik niet leuk. Ook rookte toen, en boven op het dakterras van het gebouw mocht je roken, er stonden daar veel mensen te paffen. Het uitzicht was mooi, je zag een groot deel van Arnhem onder je liggen. Ik reed in een Volkswagen cabriolet heen en weer, heerlijk was dat. Met mooi weer de kap naar beneden en de wind door je haren laten blazen. Renate ging op en neer met onze Chrysler, tussen Maarsenbroek en Ede. Renate was programmeur bij de RVS.