Kluts

Kijk daar. Ik zie ze vliegen. In een vogelvlucht tel ik ze. Eén keer knipperen met mijn ogen en ik weet hoeveel het er zijn.

Ik zie ze vliegen. De vliegen in mijn huis, een plaag is het. Ze zijn moeilijk te tellen en ik moet schatten. Ze vliegen ook een patroon wat chaos is. Het seizoen van de vliegen is lang. Ik erger me dood eraan. Het zijn wel mooie objecten van de natuur. Zo klein en kunnen ook nog vliegen.

Ik wilde dat ik kon vliegen, maar ik zie ze alleen maar vliegen. Mijn hersenen registreren dit. Er zit een bug in mijn hoofd. Het knettert dan ook soms, en dan vlieg ik. In mijn hoofd vlieg ik de hele wereld door, het universum en van het ene universum naar het andere, daar waar Ying en Yang zich verscholen houden, als heersers van alles wat er is.

Ik stap in mijn onzichtbare bootje en verdwijn geruisloos, daar waar ik alleen ben, en Ying of Yang ben. Ying kan niet zonder Yang, dus echt alleen ben ik niet. Ze troost me, straks ben je weer heel, zegt ze, dan zie je je echte ik, en dat je altijd alleen zal zijn, dat geldt voor elk individu. Ik vraag maar niet aan haar waar hij is, haar partner. Ik ben de kluts kwijt.