Weg van alles wat me dierbaar is strompel ik mijn pad af. Het hart voelt zwaar, net als lood. Het leunt op mijn ingewanden. Dit kan zo niet verder gaan. Vermoeid als ik ben neem ik een beslissing om dat terug te krijgen wat me zo naar aan het hart was. Een hart moet ligt voelen, zweven, gevuld met liefde. Ik trek nieuwe schoenen aan, niet versleten en die me goed passen. Een dasje om, een mooi jasje aan. Mijn hart krijgt het al wat warmer. Ik ga een wandeling maken. Ik stap de deur uit, en neem een teug frisse lucht, want het is koud. De lucht is mooi blauw, het zonnetje staat laag, maar het is er wel. Mijn hart maakt een sprongetje, wat heb ik dit gemist. Ik sla rechts af, ik weet waar ik ben, maar wil hier weg, de eenzame landen op. Ik loop zolang het kan en kom aan bij een bankje aan de bosrand. Had ik mijn ontbijt maar meegenomen, want ik voelde me zwakjes. Ik nam me voor om meer structuur in mijn leven aan te brengen. Ik stond op en wandelde in het bos, eenzaam en alleen. Mijn hart koelde af, ik voelde de leegte die me altijd parten had gespeeld. Kon ik maar hand in hand lopen met mijn geliefde. Maar ze is niet meer in mijn leven. Weggerukt uit mijn bestaan, sta ik nu alleen. Welke kant zal ik op gaan. Ik vul mijn longen en begin te hoesten, dit was te veel van het goede. Ik wilde naar huis, want had het koud gekregen, maar besefte me dat ik de weg terug niet zag. Alles was ook zo groen en leek veel op elkaar. Ik keek naar de zon, die nu achter de wolken zat, maar je kan hem toch wel zien. Ik koerste op mijn huis af, en wist niet beter dat dit de goede weg was. Met gebogen hoofd en de schouders naar binnen getrokken voelde ik me alleen en weer moe. Ik moest toch eens naar de dokter gaan. Ik voel me triest tussen al dit moois. Verdwalen is mooi en dat deed ik ook. Ik stond stil en wist me geen raad, ik was nog verder van huis als ik me kon bedenken. Mooie zooi, maar het gaf me moed om eens iets af te maken. Ik ging er de pas inzetten, maar verdwaalde steeds meer. Hoe groot was dit bos nou? In mijn hoofd zocht ik naar een opening, want mijn hart kon ik nog niet vertrouwen. Ik tolde rond, helemaal niks. Het is mijn bos. Verdwaald in mijn eigen bos. Ik doe mijn ogen verder open en merk dat ik in bed lig, kletsnat.
Het was nog donker buiten, deze droom had me wel aan het denken gebracht. Ja, structuur dat had ik weer nodig. Niet de afleiding van de alledaagse ellende. In mijn nakie stapte ik uit bed, ook het bed was niet droog meer. Het voelde koud aan. Een warme douche zou me goed doen, maar ik had er helemaal geen zin in. Een beetje deo in de oksels is voldoende. En voor wie deed ik dit? Pure onzin. Zweet is niet vies, het is natuurlijk. Ik wil een ontbijtje nemen, maar trek in plaatst daarvan een blikje bier open. Ik ben geen alcoholist, maar ik had er gewoon even trek in, wat anders als een droge boterham met kaas of vlees. Ik ben dus alleen, vooral in mijn hart. Niemand die er voor me is, en ik hoef er voor niemand te zijn. Een soort van Boeddha denk ik soms wel eens. Alles en niks verenigen zich in mij. Alles is gewoon niks, en ik heb niks. Waar doe ik moeilijk over? Ik zit aan de keukentafel en mijn blikje is leeg. Gelukkig heb ik er een paar meer, veel meer. Ik open er nog eentje. Voel de kou op mijn onderlip als ik uit het blikje drink. Ik voel me niet zweverig maar weet dat dit kan gaan komen. Ik zou dan weer lekker in mijn bed kruipen, maar dan met een handdoek onder me. Ik open mijn ogen, en merk dat ik nog steeds in bed lig. Er was geen handdoek, ik had geplast. Ik had te veel gedronken vannacht.
Half dronken stap ik uit bed en waggel naar de badkamer, ik neem een douche en voel me een stuk beter. De deo laat ik zitten. Ik kleed me wam aan, een trui en een wollen broek. Ik hoef voor niemand het bed uit, ik werk niet meer. Voor de krant heb ik geen geld. Ik lees het lees via internet. Maar het nieuws herhaalt zich. Soms is er iets bijzonders, maar dat wordt weer afgevlakt. Niemand mag bijzonder zijn. We zijn allemaal gelijk, en ja, we zijn mensen, maar zo verschillend. De eerste cel heeft een ramp veroorzaakt. Gesplitst en dan verontreinigd. De wereld hangt aan elkaar van gebeurtenissen. Als ik een bloemetje in een vaasje leg, legt een ander hem op een kist. Daarom heb ik geen bloemen. Het is saai in huis. Kon ik mijn ogen maar sluiten. Maar ik zie het duidelijk en neem nog een bier. De mensheid is stabiel in de chaos zoals we die zien. Alles heeft een doel, niet een noodlot. Ik motiveer me bij deze gedachte, en put er moed uit. Wat is mijn doel als er geen lot is. Doelloos ga ik mijn gedachten na en wacht op een idee. Een sprankje hoop. Ik erger me aan de tabaksrook die in de keuken en de rest van het huis hangt. Ik moet overal mee stoppen, maar voel me zwaar en moedeloos. Ik word misselijk van mezelf. Ik hang in mijn gedachten en wacht op iets. Een verlossend woord of een zin. Ik wil weer zin in mijn leven en ontsnappen uit de droefenis die om me heen hangt. Ik hoor bier in mijn hoofd. Hmm lekker en loop naar de koelkast. Geen eten, alleen de calorieën van een biertje. Ach, het vult ook mijn maag, en moet lachen omdat het ook mijn hoofd vult. Ik zie het nu helder. Ik heb veel bier nodig, voor een oplossing. Mijn hoofd moet leeg worden, zodat er iets waardevols in terug kan komen. Er wordt aangebeld, maar ik doe niet open, veel te vroeg. Zal wel een pakketje voor de buren zijn.
Mijn idee van de wereld en wat nog groter en kleiner is, het ligt op een weegschaal. Een bijzondere weegschaal. Als ergens iets gebeurt slaat hij door naar die kant. Het is een ronde weegschaal, haast onzichtbaar opgehangen aan een nylon touwtje. Als ergens op de rand een oneffenheid is, slaat de weegschaal over naar die kant. De enige manier om dit te voorkomen, is om op hetzelfde moment aan de overzijde, spiegelbeeld, hetzelfde te doen. Als iedereen tegelijkertijd iets legt op de weegschaal blijft hij in balans. Mocht hij een beetje hellen, dan even wat toevoegen. Dit schoot me te binnen toen ik dacht dat er op de wereld maar één constante is, die van de natuur, waar we deel van uitmaken.
Ik voel mijn hoofd draaien, maar mijn hart is warm. Ik voel de liefde die in mijn idee zit. Als iemand op de weegschaal staat en hij valt eraf dan zal er op die plaats, of twee plaatsen eromheen, weer een ander op gaan staan. Hoe weeg je een mens? Niet in kilo’s, dat is onzin. Wij mensen wegen anders, we zeggen IQ en EQ, maar bedoelen liefde. Ik neem er nog een, het smaakt me goed, maar mijn blaas vult zich wel.
Eigenlijk wil ik weer terug naar bed, en me los maken van de chaos in mijn hoofd. Maar iets houdt me tegen, ik weet nog niet wat. Ik weet dat mijn chaos goed georganiseerd is. Mijn hoofd is bijna leeg. Ik doezel zowat in slaap, maar plotseling schiet ik wakker en lig in bed.
Nu toch maar eens echt opstaan. Mijn bed is verder leeg. Mijn liefje is al vertrokken. Ik werk aan huis. Mijn liefje is al lang geleden vertrokken, weg uit mijn leven, wat achterblijft is een dubbelbed, waar we hebben gevreeën. De pijn is verdwenen, maar de liefde niet. Wat was ze mooi. Wat waren we gelukkig. Ik neem een slok bier op de nuchtere maag. Zorg slecht voor. Mentaal voel ik me sterk. Mijn vrienden geloven in mij. Ik wil weer de oude worden. Genezen van de onzin van het leven. Eindelijk de waarheid onder ogen zien. Er is niks zo klein als een mens, want die kan denken. Welke onzin hebben we ons aangemeten. Met afschuw denk ik terug aan de beelden op de tv van vernietiging. Ik moet me herpakken, want ook ik ben schuldig. Ik had dit nooit moeten zien, mijn lijf raakt ontzielt. Mijn binnenste is koel en warm. Heerlijke warmte vult mijn aderen. Mijn hoofd blijft koel. Geen alcohol die me hiervan tegen kan houden. I love it. Het is niet simpel. Ik heb een verzetje nodig. Wil de kroeg in en dansen. Alleen tussen andere vreemden. Mijn sterretje spreekt me met liefde aan. Kan ik dit wel verstaan? Ik doe mijn best, het gaat mijn lichaam in, vanaf mijn nek en stoot op mijn hart. Een schok, ze is er. Dit had ze beloofd, denk aan mij als een ster. Ik voel de steek, ik voel dat mijn hart zich opzwelt om het bloed sneller te laten stromen. Het is een moment, maar het blijft hangen in mijn hoofd. Nooit had ik gedacht dat dit mogelijk was. Ik was het niet vergeten, haar laatste woorden aan mij.
Ik wil ook een ster zijn en samen met haar schijnen in het duister om ons heen. Een tweelingster. Ik ben hier, weg van al het andere. Alleen met mijn liefje in mijn lege bed. Maar het voelt goed als ik mijn arm om haar heen sla, ook al is het lucht. De warmte van de kilte die me wakker maakt. Ik drink veel, om me bij haar te voelen. De emoties van de dag te vergeten en me heerlijk in mijn bed te voelen met mijn lief. Herinneringen aan haar stromen door mijn hoofd, mijn huid trilt. Dit had nooit mogen gebeuren. Zo eenzaam als ik ben, in een woestijn vol vreemden. Ik sluit mijn ogen voor de stofwolk die op me afkomt. Ik wil geen stof happen. Houd mijn hand voor mijn mond. Als een blinde kijk ik rond en wacht op het teken dat het weer normaal is. Het zand kleeft aan me. Tijd voor een biertje. Bliksemschichten gaan door mijn hoofd. Ze raken de binnenkant van de schedel. Alles weerkaatst, het is een feest met vuurwerk. Ik kan niet wachten, voel me opgefokt. Wie was ze ook alweer, mijn liefje? Meer als plaatje in mijn album wat geheugen heet. Ik zoek haar op en zie de gloed om haar heen. Warm licht, zoet als een heerlijke mandarijn. Mijn klieren geven de informatie door aan mijn de rest van het lichaam. Het zoet raakt me en heelt mijn pijnlijke hart. De wanten van mijn hart worden soepel en doen het pompen op de allermooiste manier, met een missend slagje hier of daar. Dat is het gevoel.
Mijn verjaardag komt eraan, ik zal haar missen. We vulden elkaar aan op zo’n dag. Zij praatte met de gasten en ik sneed de taart. Het waren ook haar gasten, ik heb weinig vrienden. Familie had hun vaste plaats in de kamer. Hun favoriete stoel. Zij deed haar best en nam ook de bestellingen op. Ik werd het zat en zette de flessen op tafel. We hadden geen vaste tijden voor bezoek, maar iedereen stroomde binnen tegelijkertijd. Moeilijk en druk in de keuken. Genoeg taart, voor twee feesten. Ik had geen trek in gebak. Wist hoeveel er overbleef en we de volgende dag moesten opeten. De eersten gingen weer en de laatsten bleven zitten. Kaasjes, olijven, wortels, tomaatjes en noten op tafel. Slingers deden we niet meer aan. Daar waren we te oud voor. Ze was de mooiste voor mij, als ik haar weer zag in de woonkamer, was ik blij. Mijn laatste gast was ze. Dit bleef ze voor altijd.
Ik nam nog maar een biertje om te ontsnappen aan neerslachtige herinneringen. Ik wilde niet leven met het verleden, maar wel de hoogte puntjes bewaren. Ik spiegel mezelf voor dat ik een knappe en slimme man ben. Ik zie mezelf als die jonge gast die alleen wilde feesten. Zelfs mijn studie was een feest, ik ging er helemaal in op. De muziek speelde dan, en mijn gedachten gingen op het ritme van de muziek. Bij elke verandering stond ik even stil, en boog me daarna weer over mijn huiswerk. Dat had ik vanzelf geleerd, af en toe de plaat draaien op de pick-up. Soms vergat ik het, en het gekraak van de naald op de LP stoorde me niet. Ik schrok wakker als mijn hoofd even niet verdoofd was door de leerstof. Zette dan weer een rocknummer op. Het ritme van de drums en de riedel op de gitaar stemde me altijd goed. Op de tekst kon ik me niet goed concentreren. Maar soms deed een woordje me stilstaan bij het nummer en luisterde ik aandachtig.
Altijd maar weer boodschappen doen en koken, ik kokhalsde ervan. Waarom niet zoals bij honden, brokken, die opzwellen in de maag en een vol gevoel geven. Waarom niet één pilletje, zodat ook mijn gebit niks te lijden heeft. Ik groei dicht van het bier, denk ik, maar weet geen uitweg. Ik droom mijn leven voorbij. De boodschappen die ik ontvang uit die dromen, lichten me op. Ja, ik ben verdwaald en weet niet wat te doen. Het bier heeft mijn maag op ontploffen gezet, maar het smaakt zo lekker, de koele drank die ook mijn hersenen doet afkoelen. Ik wil het absolute nulpunt bereiken en weten wat het is om bijna of helemaal stil te staan. Maar elke molecuul verzet zich hiertegen. Ik zie me soms als één geheel, gewoon een persoon in een kamer, net als de andere losse stukken. Ik zie me soms ook als onderdeel van het grote geheel, onderdeel van de kamer met alle andere stilstaande objecten. Alleen ik hou me voor dat ik kan bewegen. Maar ik doe geen zak. Zit alleen in zak en as. De pillen staan klaar als ik er weer aan toe ben. Ik beweeg me tussen grenzen. Bier doet me dit beseffen en ook grenzen wegnemen. Ik voel me dan mezelf. Voel mijn gevoelens. Het heerlijke gevoel dat ik leef, een feestje voor alleen mezelf. Ik zou weer graag naar bed willen gaan, verdoofd en moe. Dus drink ik weer door. De lege blikjes stapelen zich op. Zo gaat het bijna elke dag. Ik voel me aan de grond genageld. Ik wil afleiding, maar niet het huis poetsen. Zal ik eens naar buiten gaan, wat ik ook doe. Sla rechts af. Kom bij het bankje. Ik verdwaal, en lange tijd zoek ik de weg terug. Maar ik ben niet alleen. Daar loopt ze dan, mijn lief, maar ze kent me niet. Ik loop op haar toe en vraag of ze verdwaald is. ‘Ja’, zegt ze. Ze vindt het heerlijk, zegt ze, niet weten wat je te wachten staat. Ik stel voor om met haar mee te lopen en ze vindt het goed. Ik wil haar hand, maar durf niet. Beiden in mijn bos. Ik weet de uitweg niet. Denk aan mijn droom, maar wil bij de les blijven. Waar woon je, vraag ik. Nou, die kant op, geloof ik, zegt ze, maar ik vind het wel gezellig met je, waarom ben je verdwaald. Ik zeg, dat ik dit wilde. Weg uit mijn vertrouwde omgeving. ‘Ik ook’, zegt ze, en ze vertelt waarom. Ze is ook alleen, nu haar partner haar verlaten heeft. Ik kijk naar de zon, maar het is zo zwaarbewolkt dat ik niks zie. Ik vraag of ik haar hand mag vasthouden, ik wil haar troosten. Het mag. We wandelen samen over zandpaden, langs elkaar. Ik zie meer licht tussen de bomen door, het lijkt of er een einde is gekomen om hier te ontsnappen. Eenmaal buiten het bos en in de bebouwde kom, neemt ze me mee naar een kroeg. Ik trakteer haar op een witte wijn. Neem er zelf ook een. Was dit nu een toevallige ontmoeting. Ik weet het niet, maar houd het erbij. Eenzame wandelaars.
We zitten aan een tafeltje ver van de anderen. We praten over elkaars verleden, maar ik wil niet te veel zeggen en laat haar praten. Het is een treurig verhaal. Ik voel het diep in mijn binnenste. Ik pak haar hand aan de overkant van de tafel en trek hem tot halverwege de tafel. Ik neem hem voorzichtig vast, en zij laat het toe. Ik vertel over haar en het gat wat er is ontstaan. Ze luistert met volledige aandacht. Ik stopte met mijn verhaal. Ik weet hoe ze heet, waar ze woont. We drinken nog een wijntje en kijken elkaar lang aan, en een glimlach siert haar gezicht. Ik voel mijn hart kloppen. Ik zou meer willen, maar laat het erbij. Met de moed in mijn schoenen neem ik afscheid. We hebben elkaars telefoonnummer en spreken af elkaar snel weer te spreken. Ik geef haar een kus op haar wang, ze pakt mijn hoofd en kust me op mijn lippen. Ze blijft alleen achter, ik neem de bus naar huis, naar mijn eigen dorp.
Weer in mijn huis, begin ik met opruimen. Eerst die blikjes weg. Poetsen en zuigen. Ze zou zo maar eens op mijn stoep kunnen staan. Ik hoop dat dit snel gebeurt. Ga boodschappen doen en haal lekkere dingen in huis en de nodige wijn, en ook bier. Ik heb het warm gekregen van het poetsen en rennen. Ik ga me douchen, je weet maar nooit. Ik zou ook naar de kapper moeten gaan. Ik wil haar bellen, ik twijfel, is dit al niet te snel? Je weet maar nooit. Ik bel haar, in de verte hoor ik haar stem. Blij je te horen Martin. Maak je even open voor mij, ik sta voor je deur. Poef, ze is sneller als ik. Ik laat haar binnen en pak haar jas aan. Zet snel de thermostaat een paar graden hoger. Ik ben blij, ze is er.
Ik blijf de nette man en wil niks in de versnelling gooien. We gaan zitten aan de kamertafel. Ze wil wel een wijntje. Ik vraag nog niet, ‘hoe ben je hier?’. We praten gemoedelijk als bijna oude vrienden, maar dat wil ik niet, en ik denk zij ook niet. Ik vraag naar haar hobby’s. Wandelen en reizen staan op 1. Nou dat komt mooi uit, zeg ik, maar lieg een beetje, het is ook al zolang geleden, maar met haar er tussenuit zou ik wel willen. Verdwijnen uit de sleur van de dag, en samen het strand opzoeken, om te wandelen, een drankje drinken en heerlijk in de zon te liggen. Ik zie het al helemaal voor me. Ze heeft een mooie taille, dat had ik al gezien. Ze lijkt wel op mijn vrouw, maar dat wil ik niet. Ze moet speciaal zijn. We gaan op de bank zitten, en ik vraag wil je tv kijken. ‘Nee’, zegt ze, ‘daarvoor kom ik niet, dat kan ik thuis ook wel.’. Oké dan nog maar een wijntje en voor mij een biertje. Ik neem wat knabbel noten mee vanuit de keuken. Ze kijkt me aan en lacht, ‘nee, niet voor mij, moet op mijn lijn letten.’ Ik ben het er natuurlijk mee eens, maar niet echt, maar breng de noten weer naar de keuken. Een saaie tafel denk ik dan. Ze rookt ook, en ik krijg een sigaret van haar. De ruimte vult zich met de tabakswalm. Nou ja, stinken we allebei. Ik wil zeker geen arm om haar heen slaan, daarvoor is ze niet hier. Ze komt dichter bij me zitten en pakt mijn arm en vouwt die om haar schouder. Snel is ze. Ik doe gewoon mee en laat me gewoon verleiden. Ze draait een kwart en kijkt me aan. Ze wil me kussen zie ik. Ik kom naar voren en streel haar lippen, ga met mijn hand door haar haar, en kus haar plotseling intens op haar lippen. We vrijen, dit is lang geleden, maar ik vergeet alles en focus me op haar. Ik wil zo veel met haar, maar niet zo snel. Ze wil het huis zien en ik denk alleen de slaapkamer zeker. Maar nee ze is geïnteresseerd in hoe ik woon. Maar de slaapkamer maakt wel indruk bij haar. ‘Een mannen slaapkamer, saai’, zegt ze. ‘Help me maar bij de inrichting.’ ‘Yes, dat ga ik voor je doen, misschien kom ik eens bij je slapen.’ Ik gooi het over een andere boeg en vraag, wil je mee-eten. ‘Graag’, was haar antwoord. Het enige wat bij mij ‘nu’ in de koelkast ligt is bier en wijn, zucht. ‘Geeft niet’, zegt ze en kijkt in de vriezer, ‘hier kan ik wel iets van maken’. ‘Nu nog niet’, zeg ik, ‘eerst nog een drankje’, en ze stemt toe. Ik vraag: ‘hoe ben je hier?’. ‘Ik wilde met de fiets komen, maar ben toch met de auto gegaan, ik wist niet of ik met de fiets je huis zou vinden’. Hmm, ik zeg niks, maar hoop dat ze blijft. ‘Ik ga beginnen, een beetje roerbakken, het is zo klaar, dek jij de tafel maar voor een jong paar.’. Ik kijk in de kasten of ik nog kaarsen kan vinden. Ik dek de tafel, netjes met borden en bestek en twee kaarsen tussen ons in. Zet een muziekje aan. Natuurlijk romantisch, maar ze zegt, ik hou van stevig. ‘Wat dan?’ ‘Hou je ook van Aerosmith?’. ‘ja’, ik zet een LP van ze op. De zachte, smeuïge tonen vullen de ruimte. Dit zal ze wel niet bedoelen. Maar ja, de LP is lang. Ik loop naar de keuken en zie dat ze haar heupen wiegt. Het is meer een samba, rond en ronddraaien haar heupen. Ik sta nu achter haar en pak haar in haar zij. Ze staat stil en legt mijn handen op haar billen en ze gaat door met bewegen. Ik ben verrukt, een vreemde vrouw, en ook zo bekent. Ik laat haar los en zij verroert zich niet. Ik kijk in de pan en snuif de warme damp op. ‘Niet lang meer, en ik ben klaar’, zegt ze. Ik lach, ja dat geloof ik graag. Ze draait zich om, en geeft me snel een kus. ‘Heb je ook een onderzetter en opscheplepel op tafel?’ Nee dus, en ik duw haar zachtjes aan de kant en graai het nodige uit de lade, en loop ermee naar de kamer. Ze volgt me en zet het warme eten tussen ons in. Ik ben haast te laat, maar weet toch nog de stoel voor haar terug te schuiven en weer aan te schuiven. Ik neem ook plaats, en zij schept voor me op. Ik kijk naar het bord en stiekem naar haar ogen, die de lepel volgen. Wil je nog een drankje erbij. ‘Doe mij maar water’, zegt ze. Ik neem bier en zit weer aan tafel. Ik doe net of ik het lekker vind, maar het smaakt in de verste verte niet. Zij ziet het, en lacht, ‘ja ik ben dan wel een prinses, maar geen keukenprinses’. We eten toch onze borden leeg. Als we klaar zijn, breng ik de vaat naar de keuken. Dat was ronde één.
Ronde twee, ‘wil je nog wat drinken?’. ‘Ja, water’, zegt ze. ‘Ik heb al veel te veel wijn op. Ik drink nooit zoveel.’. Ik neem haar glas mee naar de keuken en schenk er wijn in. Als het er toch van moet komen, dan zo maar. Ze zag het, en lachte ondeugend. ‘Wat ben je van plan, liefje? Wil je me hier houden?’. Ja, dat wil ik wel, maar gaf geen antwoord, en nam een slok van mijn volle blikje’. Zij deed me na en nipte voorzichtig aan haar glas, en nam toen een grotere slok, en keek me tevreden aan. Ik wist me geen raad, de avond was nog jong. Ik liep naar haar toe en pakte haar glas, en liep ermee naar de bank, ze volgde me. Ik was het bier zat, en nam ook een wijntje. Ik hou meer van rood, de bloedkeur van liefde. Ik ging naast haar zitten en wilde haar kussen, maar ze plaagde me en deinsde achteruit als ik een poging deed. Ze verdween met haar hoofd op de rugleuning. Oké, gaan we het zo doen. Om bij haar mond te komen, moest ik deels over haar liggen, wat ik ook deed. We bleven een tijdje kussen. Toen stopte ze. Ze ging naar boven, na een tijdje kwam ze weer terug. ‘Zo, dat is dat’, zei ze. Ik vroeg me af wat ‘dat’ dan wel was. We gingen verder waar we gebleven waren, nu lag ze op mij. Ik voelde haar lichaam, en nam diepe teugen lucht tussen het kussen door. Mijn lichaam gloeide. Ik kon nog steeds niet beseffen dat dit toeval was. Maar het was zo, hield ik vol. Ze dronk steeds meer wijn, maar niet zoveel dat ze slaperig werd.
Het was al laat geworden, buiten was het donker. Ze bleef, dat wist ik zeker. ‘Wil je blijven slapen?’ Ze knikte. We liepen naar boven. Mijn slaapkamer was veranderd, er stonden allerlei dingen die ik niet leuk vond, een beetje te veel gefröbel. Dus ‘dat was dat’. Ik lachte vanbinnen, dit is dus een vrouw, gaat haar eigen gang. We kleedden ons uit. Het ondergoed aan. Ze was snel vertrokken, ik hoorde haar adem rustig met een pauze ertussen. Ik wilde ook slapen, maar bleef naar haar luisteren. Ik was eerder wakker als zij en snelde me naar de winkel om broodjes en beleg te kopen. Ze sliep nog toen ik thuiskwam. Ik dekte de tafel. Had geen vers sinaasappelsap, geen eitje. Ik liep weer naar boven en kleedde me uit, helemaal. Ik had het koud en kroop naar haar toe. Zo bleef ik een tijdje liggen en streelde haar haren, en gaf een kus in haar nek. Ze maakte me gek. Ik had altijd een zwak voor blond, maar rood vind ik ook mooi. Er kwam beweging in haar lichaam. Ik schaamde me dat ik naakt tegen haar aan lag. Ze draaide zich om en lachte. ‘Een echte vent’, zei ze. ‘Het ontbijt staat klaar’. Ze gaf me weer één van haar zoete kussen. We bleven netjes. Zij ging naar de badkamer om te douchen. Ik kleedde me aan. Ze kwam naar beneden. We gingen eerst roken. Daarna namen we de tijd voor het ontbijt. Ze had een halve dag vrij, maar in de middag moest ze werken bij Ici Paris. We spraken af voor een volgende ontmoeting. We kusten bij de deuropening. Ik kon haar niet loslaten, en beslist niet in mijn hoofd. Ze vertrok. Ik deed de deur dicht.
Ik vond dat ik het netjes had gedaan, en voelde een klik. Ik herinner me haar lichaam, haar borsten die op me drukten. Ik moest dit loslaten en me concentreren op een volgende ontmoeting. Ik moest gaan shoppen en naar de kapper. Ik liet er geen gras over groeien en deze dag ging ik op pad. Een afspraak met de kapper, die was voor de volgende dag. Ik wilde een spijkerbroek. En een flitsende blouse. Ook snel naar de Jumbo en lekkere gezonde dingen gehaald. Je wist het immers maar nooit. Ik trok mijn nieuwe kleren aan en ook weer snel uit. Ik was tevreden. Klaar voor haar. Zou ze weer op mijn stoep staan, of zou ik haar moeten opzoeken? Leek me wel zo eerlijk. Ik belde haar op, maar wist dat ze nog werkte, ze nam ook niet op, ik sprak de voicemail in. ‘Dag schatje, kom je naar mij? Of zal ik naar jou komen?’. Mijn geduld was op. Om zes uur belde ze terug. ‘Ik kom’, zei ze. Ik was blij dat ik beter voorbereid was. Kon ze blijven slapen? Ik hoopte van ‘yes’. Ze kwam op de fiets. Die stond in de tuin van me. Een klusje voor mij, want hij zag er niet uit. In de verste verte geen damesfiets meer. Stuur scheef. Ik nam de fiets mee naar binnen en zette hem op de achterplaats. Ik zei, ‘die heeft een beurt nodig’, en lachte erbij en zij ook. ‘Zal ik hem hier houden?’. ‘Wil je weer dat ik blijf slapen?’ Lag het er zo dik op? Ik had geen aanleiding gegeven. Ooit dat handje vast in het bos. Dat zal het geweest zijn. ‘Ja’, zei ik. ‘Maar ik wil nu nog geen seks met je’. Ze knikte ook. We waren te volwassen om ons hier hartstochtelijk in te storten. Ik weet nog steeds niet wat me tegenhield, maar ik gehoorzaamde aan mijn eerlijke stemmetje, ‘het is nog geen tijd’.
We hadden wel tijd voor een innige omhelzing en wat er nog meer bij komt kijken. Ik zou gaan koken. We gingen zitten op de bank, de tv bleef uit. Ze vertelde over haar vent die haar slecht had behandeld. Zijn handjes niet thuis kunnen houden, ook niet van andere vrouwen. Ze vertelde heel uitgebreid en in detail. Ik zou van mijn stoel afvallen als ik niet op de bank zat. Ik ben heel anders, wat ik niet tegen haar vertelde. Ik dronk om te vergeten, maar nu niet meer. Ik wilde alles van haar in me opnemen. Ze zei, ‘ik blijf bij je slapen, dat was al mijn plan, ik vind je een heel leuke man, Martin’. ‘Je ogen spreken me zo aan, en je lach blijft op je gezicht staan, als je me aankijkt.’. Ze vertelde dat ze wel vaker alleen in het bos liep, ook om te vergeten. ‘Terug naar de roots’, zei ik. ‘Ja, even dicht bij mezelf komen, en dan is alleen zijn is de beste manier’. Ik knikte, en vertelde over mijn drinken, maar dat was haar al duidelijk. Zelf lustte ze ook wel een drankje. Ik schonk meteen iets voor ons in. We begonnen met een wijntje, beiden wit. De fles had ik al klaargezet in de koelkast. Ze trok haar hakjes uit, waarop ze de hele dag had gestaan. Ze was dus meteen vanuit werk naar mij gekomen. Morgen was ze de hele dag vrij, dat had ze gevraagd. Ik wilde niet het initiatief bij haar leggen en begon na te denken wat we morgen zouden kunnen gaan doen. Fietsen, leek me een goed idee, de frisse lucht door de haren, oren en gezicht.
Er werd aangebeld, ik nam het pakketje aan, betaalde en zette het op de kamertafel. Pakte borden en bestek. Ze was al bij de tafel, maar nu was ik te laat, ze zat al. Ik pakte de zak uit, Chinees. Ze zette onze drankjes op tafel. Ze lachte met een glimlach op haar gezicht. ‘Kook jij zo, Martin?’. ‘Jij niet, Josje?’. Ze wilde liever ‘Jos’ genoemd worden, maar daar moest ik nog aan wennen. Ik kende wel een ander meisje die ook ‘Josje’ heette, maar de ‘Jossen’ waren toch mannen. Ik had natuurlijk te veel besteld, maar wat er overbleef kon de koelkast in. Ik schrok, ze at heel gulzig, niet damesachtig. Ik deed dus maar mee.
Na het eten, gingen we uitbuiken op de bank. Ik zei, ‘we kunnen ook boven op bed gaan liggen, de bank is een beetje klein.’. ‘Nee zei ze, ik lig hier goed.’. Het paste ook wel net, maar er was weinig bewegingsruimte. Ik legde een deken over haar heen, haar ogen waren gesloten, ze sliep al. Ik deed hetzelfde, en ging onder een deken liggen. Ik viel ook in slaap. Ik werd als eerste wakker en legde mijn deken over haar heen. Ze bewoog een beetje, maar werd niet wakker. Ze was uitgeput van de dag. Ik liep naar de keuken en schonk een wijntje voor ons in, en liep terug. Zette de glazen op het kleine tafeltje bij de bank. Ik wachtte tot ze wakker zou worden. Ik kreeg het koud. Zette de thermostaat 1,5 graden hoger. Dat kon ik wel betalen en wilde ook geen armoedige indruk maken. Ik ging me omkleden en trok mijn nieuwe kleren aan. Warme trui eroverheen, de boord erbuiten, zodat ze kon zien wat ik aan had.
Ze werd wakker. Ik nam haar glas en bracht het naar haar mond, voorzichtig dronk ze een beetje. Ze had haar mooie grote ogen open. Ik stak mijn vinger in het glas en ging met mijn natte vinger over haar lippen heen. Ze lachte. ‘Heerlijk’. Ik doopte mijn vinger nog een keer en stak hem in haar mond. Ze ging recht zitten en nam het glas uit mijn hand. ‘Dat kan ik zelf ook’, zei ze. En stopte een vinger in het glas en stopte die in mijn mond. Ik voelde me raar, maar likte haar vinger droog. Ik kende dit van mijn vrouw, maar het was nu anders. Het was zo een bekend gebaar. Ik zette muziek op, wilde met haar dansen. Ik trok haar van de bank af, en ging voor haar staan en begon nu met mijn heupen te bewegen. Ze keek erna en lachte. ‘Dat kan ik beter’, zei ze, ‘maar het is niet slecht’. Ze bewoog haar heupen en ik nam haar hand en liet haar rondjes draaien. Zelf draaide ik ook. Het ging niet slecht. Ik kreeg het lekker warm. Ik zou wel langer willen, maar ze ging zitten aan de tafel, we gingen roken. De borden stonden er nog. Ik liet ze staan. Het eten was aan het afkoelen en dat was goed, kon het zo de koelkast in. Ik had genoeg wijn gehad en nam de borden mee naar de keuken en kwam terug met de fles wijn en een biertje. ‘Je moet wel op je lijn letten, Martin.’. ‘Ik vertelde over mezelf, en waarom ik zoveel bier dronk. Ook dat ik wilde minderen, maar er wel een reden voor moest hebben, en zij was de reden. ‘Ik wil ook stoppen met roken.’. Ze knikte. ‘Ja ik ook, zo vies.’. Ik stelde voor om dit te doen aan het begin van het nieuwe jaar. Ze knikte opnieuw. Ik vertelde over mijn plan om te gaan fietsen. Ze vond het prima. Ik moest dan wel vroeger opstaan om haar fiets te maken, dat zei ik ook. ‘Het is een oude fiets, en ik heb er wel op leren fietsen’, zei ze. We gingen slapen.
Ik was er vroeg uit. Zette de fiets binnen en begon te sleutelen. Alles controleren en hier en daar aandraaien. Ik nam hem mee de voordeur uit en reed een stuk. Het voelde goed aan. De bandjes waren goed hard, het stuur stond recht en de ketting sleepte niet. De jasbeschermers waren stuk, daar kon ik nu niks aan doen. Zou wel nieuwe halen, had ook de maat al opgenomen. Ik liet de fiets in de voortuin staan, op slot.
Ik wachtte op geluid van boven, dan zou ik de broodjes in de oven doen. Ik hoorde het branden van de cv en het stromen van water. Deed de broodjes snel in de oven, ze zouden wel op tijd gaar zijn. Ik had kaas, vleeswaren en wat pasta’s. Zette thee en deed die in een pot. Dekte de tafel. Had mijn plan helemaal klaar, we zouden fietsen naar het strand en daar gaan wandelen. Ze kwam beneden met een glimlach op haar gezicht. ‘Je hebt goed voor me gezorgd, een fijne douche, en nu ook nog een ontbijtje.’. Ik was de eitjes weer vergeten. We aten het ontbijt in rust op. Ze dronk thee en ik koffie. Ik kon mijn ogen niet van haar afhouden, en ze zag het. Ze liet niks merken en at door. Ze at toch sneller als ik. Ik was niet gewend om ’s morgens te eten. Ik wilde alleen nog maar in haar verdwalen. Me mee laten sleuren door dalen en pieken. Ik voelde me zorgzaam, zoals vroeger. Toen we klaar waren, dekte ik af. De vaatwasser was vol en ik zette hem aan. We dronken allebei nog een koffie en gingen op de fiets rijden. Ik had mijn pasje en cash bij me. Gelukkig had ze een broek aan, want het was fris. Het was net licht geworden, half negen. We fietsen naast elkaar, één richting. We reden naar het strand, dat was haar ook duidelijk. Eenmaal daar, zetten we onze fietsen op slot bij een strandpaviljoen. Ik had een extra ketting en zette de fietsen aan elkaar. We gingen eerst met de wind meelopen. Het waaide best wel, en de zilte lucht maakte mijn lippen zout, ik likte het af en toe naar binnen met mijn tong. Het smaakte heerlijk. Jos deed hetzelfde. Ik kuste haar. We liepen nog een stuk verder naar een leuk terras afgezet met glas. We namen geen koffie meer, maar een wijntje. Het was nog vroeg op de dag, maar we hadden het verdiend. We kletsen wat over de reizen die we hadden gedaan en waar we graag nog eens naar toe wilden gaan. Zij wilde graag ver weg en mij maakte het niet zoveel uit. Dichtbij vind ik ook prima. We zaten nog een tijdje te pimpelen. Ik rekende af, binnen. Het was gezellig geweest.
We liepen terug naar de fietsen, maar ik had trek gekregen en stelde voor om eerst nog wat te eten. Ze vond dit een goed idee. Het werden poffertjes. Heerlijk met stroop en poedersuiker. Ze zou binnenkort 29 worden en ik nam me voor om dan oliebollen te eten. Een flesje parfum geven leek me zinloos. Ik wil uniek zijn en iets geven wat bij ons past. Maar wat had ze nu nog niet? We fietsen terug, via een andere route die ik niet kende. We stapten af voor haar huis. Ik kon blijven, zei ze, toen we net over de drempel waren en ze keek er ondeugend bij. Ik lachte ook ondeugend. Het was een mooi huis, wel heel vrouwelijk. Veel ruimte. Ze had zich ook voorbereid, want ik kreeg een biertje. Ze nam zelf ook een biertje. Wat is het toch dat sommige mensen kunnen eten en drinken wat ze willen en er slank bij kunnen blijven? 29 November is ze jarig en ik was uitgenodigd. Dit was over drie dagen, op dinsdag. Ze had verteld dat ze haar ex had uitgekocht, ze had al een voorsprong gekregen op de erfenis en hiermee was het mogelijk geweest. Ik was iets ouder als zij, 2 jaar. Een buikje en een bos haar. We zaten aan haar woontafel. Bloemen op tafel, rozen. Er stonden ook kaarsen op tafel. Ze trok de gordijnen dicht en stak de kaarsen aan. Ik voelde me op me gemak, maar wel gespannen op wat er verder zou gebeuren. Ik keek goed rond of ik iets kon vinden wat bij haar huis zou passen, maar zag niet zoveel. Ik vroeg of ik het huis mocht zien. ‘Is dit niet genoeg’, zei ze, ‘de slaapkamer zeker.’. Ze stond op en ik ook en gingen naar boven. Ze liet me alles zien. Ik keek mijn ogen uit en nam alles in me op. Tenslotte de slaapkamer en ze duwde me op bed. ‘Hoe voelt het aan?’. ‘Een beetje eenzaam, zo’. Ze kwam langs me liggen en we begonnen te kussen. Ik streelde haar mooie blonde haren. Ze stond op, ‘Zo dan weet je hoe het is om niet alleen in dit bed te liggen.’. Beteuterd stond ik ook op. We gingen naar beneden en ze liet me de keuken zien, alles zo perfect opgeruimd. Ik kon niks bedenken wat ik kon aanvullen op haar woning.
Ik bleef eten en kreeg nog een biertje. ‘Je moet echt wat minder drinken.’, zei ze erbij. Ik knikte en nam me voor om dit ook te doen. Het zag er indrukwekkend uit wat ze kookte. Geen vlees, en dat mis ik dan wel. Het was vegetarisch. Ze wees me aan waar de spullen lagen om de tafel te dekken. Ik stak ook de kaarsjes aan, mooie rode. Rood is mooi, vrouwelijk. Afgezien van haar rode lippen, kon ik verder niks ontdekken. Josje riep dat ze bijna klaar was. Ik schonk snel een wijntje voor haar in en plaatste die naast haar bord. De dampende pannen kwamen op tafel. Zoete aardappelen, met boontjes, rucola en bietjes. Een kleurrijke combi. We waren lekker aan het eten en keken elkaar verliefd aan. Ik miste geen vlees, had het nauwelijks in de gaten. Ze vertelde dat we tot aan haar verjaardag elkaar niet zouden zien. Dit voelde zwaar aan, ik vroeg niet naar de reden. Misschien moest ze deze dag inhalen. “Dan zie ik dinsdag weer’, was mijn antwoord. ‘Martin, wat zoek je in een vrouw?’. De vraag overviel me. Ik wist niet zo snel een antwoord te geven. Ik zei, ‘jou’. Natuurlijk moest ze lachen, zo simpel en subtiel als het was. Maar ze vroeg door. ‘Wat vind je dan van mij?’. ‘Ik hou van een vrouwelijke vrouw, met initiatief.’. Is dat alles. Zei ze. ‘Wat vind je van mijn lichaam, bevalt het je?’. Ik zou moeten toegeven dat ik alleen maar kon watertanden, wat ik niet deed. ‘Je ziet er geweldig uit, ik wil graag je liefje zijn.’. Ik vroeg haar naar mij. Ze was heel duidelijk. ‘Ik val op mannen die de moeite doen, en me lief vinden.’. ‘Geen probleem, darling. Ik wil alles van je weten.’. Ik voelde me naar, had me in een hoek laten drukken. Maar het was niet te laat, en zou mijn ware ik eens tonen. Ik nam de vaat mee naar de keuken. Ik trok de kastjes open, op zoek naar de vaatwasser. Zette de vaat erin. Keek in haar koelkast, geen nagerecht, dus schonk nog eens haar glas vol. De avond was nog lang. Ik vroeg, ‘heb je ook spelletjes?’. ‘Strippoker’, zei ze. Ik lachte. ‘Hoe gaat dat dan’. ‘Je moet evenveel kledingstukken aan hebben, en als je verliest trek je een kledingstuk uit.’. ‘Heb je niks anders?’. ‘Mens erger je niet. Ook goed?’. ‘Laten we dat maar doen, en als ik het warm krijg, doe ik wel wat uit.’ Ze haalde uit de kast het spel tevoorschijn. De pionnetjes werden op de goede plaatst gezet. Dobbelen om wie er mocht beginnen. Ze won. ‘En nu strippoker, Martin.’. ‘Doe je broek maar vast los. Dit ga ik ook winnen. En om het nog leuker te maken heb ik iets speciaals voor je.’. Ze ging naar de keuken en kwam terug met een fles Bokma en twee borrelglaasjes. ‘Je zal er niks van merken, Martin.’. Ik had me ingelaten met de duivel. Ze ging staan en trok haar schoenen uit en dronk de borrel. ‘Ik geef je een voorsprong, schatje.’. Ik dacht, die heb ik hard nodig, wilde wel in mijn hemd blijven staan. Het spel eindigde dat zij nog haar ondergoed aan had, en ik met een onderbroek op mijn enkels stond. Ik schaamde me niet om me lichaam en de drank had ook geholpen. Ik kleedde me weer aan. Ze was goed in spelletjes. Maar ik ook. Alleen ik zei niks. Ze blies de kaarsen uit en ging naar boven. Ik bleef zitten en nam nog een borrel, ze zou nog wel even haar make-up af moeten doen. Toen ik ook boven kwam, lag ze in komma. Ze snurkte wat. Ik kleedde me nu helemaal uit en kroop tegen haar aan.